Nederlands
Uitgebreide vertaling voor toegespitst (Nederlands) in het Spaans
toegespitst:
-
toegespitst (spitsvormig; spits; puntig; spitsig)
puntiagudo-
puntiagudo bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor toegespitst:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
puntiagudo | puntig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst | bijdehand; broodmager; gevat; kien; lang en dun; mager; piekerig; pienter; puntig; scherp; scherp gepunt; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; spichtig; spinachtig; spits; sprietig; uitgekookt; uitgemergeld; uitgeslapen; uitgeteerd; vlijmend; vlijmscherp |
Verwante woorden van "toegespitst":
toegespitst vorm van toespitsen:
-
toespitsen (intensiveren; versterken; aanscherpen; verhevigen)
intensificar-
intensificar werkwoord
-
Conjugations for toespitsen:
o.t.t.
- spits toe
- spitst toe
- spitst toe
- spitsen toe
- spitsen toe
- spitsen toe
o.v.t.
- spitste toe
- spitste toe
- spitste toe
- spitsten toe
- spitsten toe
- spitsten toe
v.t.t.
- heb toegespitst
- hebt toegespitst
- heeft toegespitst
- hebben toegespitst
- hebben toegespitst
- hebben toegespitst
v.v.t.
- had toegespitst
- had toegespitst
- had toegespitst
- hadden toegespitst
- hadden toegespitst
- hadden toegespitst
o.t.t.t.
- zal toespitsen
- zult toespitsen
- zal toespitsen
- zullen toespitsen
- zullen toespitsen
- zullen toespitsen
o.v.t.t.
- zou toespitsen
- zou toespitsen
- zou toespitsen
- zouden toespitsen
- zouden toespitsen
- zouden toespitsen
en verder
- ben toegespitst
- bent toegespitst
- is toegespitst
- zijn toegespitst
- zijn toegespitst
- zijn toegespitst
diversen
- spits toe!
- spitst toe!
- toegespitst
- toespitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor toespitsen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
intensificar | aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verhevigen; versterken | sterken; sterker maken; sterker worden; versterken |
Wiktionary: toespitsen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toespitsen | → agriar; acedar | ↔ aigrir — rendre aigre. |
• toespitsen | → avivar | ↔ aviver — rendre plus vif. |