Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. toedraaien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toedraaien (Nederlands) in het Spaans

toedraaien:

toedraaien werkwoord (draai toe, draait toe, draaide toe, draaiden toe, toegedraaid)

  1. toedraaien
    cerrar

Conjugations for toedraaien:

o.t.t.
  1. draai toe
  2. draait toe
  3. draait toe
  4. draaien toe
  5. draaien toe
  6. draaien toe
o.v.t.
  1. draaide toe
  2. draaide toe
  3. draaide toe
  4. draaiden toe
  5. draaiden toe
  6. draaiden toe
v.t.t.
  1. heb toegedraaid
  2. hebt toegedraaid
  3. heeft toegedraaid
  4. hebben toegedraaid
  5. hebben toegedraaid
  6. hebben toegedraaid
v.v.t.
  1. had toegedraaid
  2. had toegedraaid
  3. had toegedraaid
  4. hadden toegedraaid
  5. hadden toegedraaid
  6. hadden toegedraaid
o.t.t.t.
  1. zal toedraaien
  2. zult toedraaien
  3. zal toedraaien
  4. zullen toedraaien
  5. zullen toedraaien
  6. zullen toedraaien
o.v.t.t.
  1. zou toedraaien
  2. zou toedraaien
  3. zou toedraaien
  4. zouden toedraaien
  5. zouden toedraaien
  6. zouden toedraaien
en verder
  1. ben toegedraaid
  2. bent toegedraaid
  3. is toegedraaid
  4. zijn toegedraaid
  5. zijn toegedraaid
  6. zijn toegedraaid
diversen
  1. draai toe!
  2. draait toe!
  3. toegedraaid
  4. toedraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toedraaien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cerrar dichtdoen; dichtdraaien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cerrar toedraaien aantrekken; afbakenen; afgrendelen; afpalen; afschotten; afschutten; afsluiten; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; borgen; correct zijn; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtgaan; dichtgooien; dichtmaken; dichtslaan; dichtstoppen; dichttrekken; dichtvallen; dichtwerpen; grendelen; kloppen; locken; omlijnen; op slot doen; op slot zetten; schutten; seponeren; sluiten; stoppen; toebinden; toedoen; toemaken; toetrekken; toevallen; uitdoen; uitdraaien; vergrendelen; zich sluiten