Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor titel (Nederlands) in het Spaans

titel:

titel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de titel (waardigheidstitel)
    el título
    • título [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. de titel (aanhef; hoofd)
    la cabeza; el cerebro; el jefe; la directora; la cabecera; la mente; el entonamiento
    • cabeza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cerebro [el ~] zelfstandig naamwoord
    • jefe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • directora [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cabecera [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mente [la ~] zelfstandig naamwoord
    • entonamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de titel (opschrift)
    el título; la inscripción
  4. de titel (rechtstitel; aanspraak; rechtsgrond; recht)
    el título; el fundamento jurídico; el fundamento legal; el título legal

Vertaal Matrix voor titel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cabecera aanhef; hoofd; titel aanvoerder; aanvoerster; bewustzijn; brein; harses; hoofd; hoofdeinde; hoofdman; hopman; inzicht; leider; leidster; leidsvrouw; rede; verstand; voorvrouw
cabeza aanhef; hoofd; titel baas; bewustzijn; bol; brein; chef; harses; hoofd; hoofd van een mens; inzicht; rede; verstand; voorman; werkbaas
cerebro aanhef; hoofd; titel harses; hopman; kop; krantenkop; meesterbrein
directora aanhef; hoofd; titel aanvoerster; baas; directrice; hopman; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; patroon; rectrice; superieur; voorvrouw
entonamiento aanhef; hoofd; titel
fundamento jurídico aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel
fundamento legal aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel
inscripción opschrift; titel aanmelding; boeking; certificaatinschrijving; inschrijving; inscriptie; opgave; opschrift; registratie
jefe aanhef; hoofd; titel aanvoerder; aanvoerster; baas; beheerser; bevelhebber; chef; gebieder; gouverneur; hoofd; hoofdleider; hoofdman; landvoogd; leider; leidsman; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; opperhoofd; patroon; ploegbaas; regent; rijksbestuurder; stadhouder; stamhoofd; superieur; topfiguur; voorman; voorvrouw; werkbaas; werkmeester
mente aanhef; hoofd; titel brein; denkvermogen; geest; harses; hersens; vernuft; verstand
título aanspraak; boektitel; opschrift; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel; waardigheidstitel gelid; graad; kop; krantenkop; militaire rang; rang; rangorde; titelbalk; titulatuur
título legal aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel

Verwante woorden van "titel":

  • titelen, titels, titeltje, titeltjes

Verwante definities voor "titel":

  1. aanduiding dat je kampioen bent1
    • deze club haalt de wereldtitel1
  2. aanduiding die je voor of achter je naam mag zetten1
    • 'jonkheer' en 'ingenieur' zijn titels1
  3. naam van een verhaal, boek, film, etc1
    • wat is de titel van dit gedicht?1

Wiktionary: titel

titel
noun
  1. opschrift van een document

Cross Translation:
FromToVia
titel prefacio caption — descriptive title or heading of (part of) a document
titel título title — name of a book, etc
titel título titre — désignation

Verwante vertalingen van titel