Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abundancia
|
overdaad; overmaat; surplus; teveel
|
buitensporigheid; exces; luxe; overdaad; overdadig zijn; overmaat; overvloed; overvloedig zijn; overvloedigheid; pracht; rijkdom; rijkelijke maat; rijkelijkheid; talrijkheid; veelheid; weelde; weelderigheid
|
desmasiado
|
overdaad; overmaat; surplus; teveel
|
|
exceso
|
agio; exces; overdaad; overmaat; overschot; rest; surplus; teveel
|
baldadigheid; buitenissigheid; buitensporigheid; exces; grenzeloosheid; kattenkwaad; kwajongensstreek; mateloosheid; ondeugendheid; onmatigheid; overdaad; overvloed; schelmenstreek; schelmerij; uitspatting; uitwas
|
rebosamiento
|
overdaad; overmaat; surplus; teveel
|
beweging; buitensporigheid; exces; gang; gebaar; lichaamsbeweging; overdaad; overvloed; snelheid; spoed; tempo; vaart
|
remanente
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; saldo; sediment; staartje; zetsel
|
resto
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
afzetsel; bezinksel; brokstuk; depot; droesem; grondsop; het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; residu; rest; restant; saldo; sediment; staartje; wrakstuk; zetsel
|
saldo
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
afrekenen; afrekening; rekeningsaldo; saldo; vereffening; verrekening
|
sobrante
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overmaat; overschot; rest; restant; rijkelijke maat; saldo; staartje
|
superávit
|
agio; exces; overdaad; overmaat; overschot; rest; surplus; teveel
|
saldo
|
surplús
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; overmaat; residu; rijkelijke maat; saldo; sediment; zetsel
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sobrante
|
|
boventallig; overcompleet; overtollig
|