Nederlands
Uitgebreide vertaling voor terugval (Nederlands) in het Spaans
terugval:
-
de terugval (recidive)
la reincidencia
Vertaal Matrix voor terugval:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
reincidencia | recidive; terugval |
Verwante woorden van "terugval":
terugval vorm van terugvallen:
-
terugvallen (achteropraken)
Conjugations for terugvallen:
o.t.t.
- val terug
- valt terug
- valt terug
- vallen terug
- vallen terug
- vallen terug
o.v.t.
- viel terug
- viel terug
- viel terug
- vielen terug
- vielen terug
- vielen terug
v.t.t.
- ben teruggevallen
- bent teruggevallen
- is teruggevallen
- zijn teruggevallen
- zijn teruggevallen
- zijn teruggevallen
v.v.t.
- was teruggevallen
- was teruggevallen
- was teruggevallen
- waren teruggevallen
- waren teruggevallen
- waren teruggevallen
o.t.t.t.
- zal terugvallen
- zult terugvallen
- zal terugvallen
- zullen terugvallen
- zullen terugvallen
- zullen terugvallen
o.v.t.t.
- zou terugvallen
- zou terugvallen
- zou terugvallen
- zouden terugvallen
- zouden terugvallen
- zouden terugvallen
diversen
- val terug!
- valt terug!
- teruggevallen
- terugvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
terugvallen (sterk in waarde dalen; inzakken; kelderen)
Vertaal Matrix voor terugvallen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hundirse | inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen | wegzakken |
irse a pique | inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hundirse | afknappen; afkoelen; bekoelen; doorbuigen; doorleven; doorstaan; doorzakken; er vanaf breken; gaan hangen; ineenzakken; ineenzijgen; inzakken; kelderen; koel worden; luwen; naar de vijand overlopen; omlaagstorten; sterk afnemen; teruglopen; tot bedaren komen; uitwoeden; uitzakken; vallen; verdragen; verduren; verflauwen; vergaan; verkommeren; verteren; vervallen; verzakken; wegsterven; wegzakken; zakken; zakken in; zich storten | |
irse a pique | afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzakken; wegzinken; zakken in | |
quedar rezagado | achteropraken; terugvallen | |
quedarse atrás | achteropraken; terugvallen | achterblijven |
Verwante woorden van "terugvallen":
Wiktionary: terugvallen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• terugvallen | → colgar; pender | ↔ retomber — tomber encore. |