Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- suffend:
- suffen:
-
Wiktionary:
- suffen → estar distraído
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor suffend (Nederlands) in het Spaans
suffend:
-
suffend (soezend; dromerig; mijmerend)
soñador; soñoliento; dormitando-
soñador bijvoeglijk naamwoord
-
soñoliento bijvoeglijk naamwoord
-
dormitando bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor suffend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
soñador | dromer; fantast; utopist | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dormitando | dromerig; mijmerend; soezend; suffend | |
soñador | dromerig; mijmerend; soezend; suffend | dromerig; geneigd te dromen; in gedachten verzonken; mijmerend; nadenkend; peinzend |
soñoliento | dromerig; mijmerend; soezend; suffend | daas; doezelig; dof; dommelig; eentonig; geesteloos; lodderig; mat; monotoon; saai; slaapverwekkend; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; versuft |
suffend vorm van suffen:
-
suffen (gedachteloos zijn)
Conjugations for suffen:
o.t.t.
- suf
- suft
- suft
- suffen
- suffen
- suffen
o.v.t.
- sufte
- sufte
- sufte
- suften
- suften
- suften
v.t.t.
- heb gesuft
- hebt gesuft
- heeft gesuft
- hebben gesuft
- hebben gesuft
- hebben gesuft
v.v.t.
- had gesuft
- had gesuft
- had gesuft
- hadden gesuft
- hadden gesuft
- hadden gesuft
o.t.t.t.
- zal suffen
- zult suffen
- zal suffen
- zullen suffen
- zullen suffen
- zullen suffen
o.v.t.t.
- zou suffen
- zou suffen
- zou suffen
- zouden suffen
- zouden suffen
- zouden suffen
en verder
- ben gesuft
- bent gesuft
- is gesuft
- zijn gesuft
- zijn gesuft
- zijn gesuft
diversen
- suf!
- suft!
- gesuft
- suffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
suffen (gedachteloos zijn; gesuf)
Vertaal Matrix voor suffen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
atolondramiento | gedachteloos zijn; gesuf; suffen | onbeheerstheid; onbesuisdheid; uitzinnigheid; verdwaasdheid; verdwazing |
distracción | gedachteloos zijn; gesuf; suffen | achteloosheid; afleiding; afleidingsmanoeuvre; afwezigheid; amusement; amuseren; distractie; gedachteloosheid; nonchalance; onaandachtigheid; onnadenkendheid; onoplettendheid; speelkwartier; vermaak; vermakelijkheid; vermaken; verpozing; verstrooidheid; verstrooiing; vertier; verzet; verzetje |
irreflexión | gedachteloos zijn; gesuf; suffen | lichtvaardigheid |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
estar abstraído | gedachteloos zijn; suffen | |
estar despistado | gedachteloos zijn; suffen |
Wiktionary: suffen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• suffen | → estar distraído | ↔ pennen — (umgangssprachlich) übertragen: nicht aufpassen, unaufmerksam sein |