Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. stukspringen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stukspringen (Nederlands) in het Spaans

stukspringen:

stukspringen werkwoord (spring stuk, springt stuk, sprong stuk, sprongen stuk, stukgesprongen)

  1. stukspringen
    romperse

Conjugations for stukspringen:

o.t.t.
  1. spring stuk
  2. springt stuk
  3. springt stuk
  4. springen stuk
  5. springen stuk
  6. springen stuk
o.v.t.
  1. sprong stuk
  2. sprong stuk
  3. sprong stuk
  4. sprongen stuk
  5. sprongen stuk
  6. sprongen stuk
v.t.t.
  1. ben stukgesprongen
  2. bent stukgesprongen
  3. is stukgesprongen
  4. zijn stukgesprongen
  5. zijn stukgesprongen
  6. zijn stukgesprongen
v.v.t.
  1. was stukgesprongen
  2. was stukgesprongen
  3. was stukgesprongen
  4. waren stukgesprongen
  5. waren stukgesprongen
  6. waren stukgesprongen
o.t.t.t.
  1. zal stukspringen
  2. zult stukspringen
  3. zal stukspringen
  4. zullen stukspringen
  5. zullen stukspringen
  6. zullen stukspringen
o.v.t.t.
  1. zou stukspringen
  2. zou stukspringen
  3. zou stukspringen
  4. zouden stukspringen
  5. zouden stukspringen
  6. zouden stukspringen
diversen
  1. spring stuk!
  2. springt stuk!
  3. stukgesprongen
  4. stukspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stukspringen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
romperse knakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
romperse stukspringen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; doorbreken

Computer vertaling door derden: