Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
achaque
|
kwaal; slepende ziekte; stoornis
|
kwaaltje
|
alteración
|
stoornis; verstoring
|
evolutie; hervorming; keer; kentering; modificatie; mutatie; ombuiging; omkeer; ommekeer; ommezwaai; omschakeling; omslag; omwisselen; transformatie; veranderen; verandering; wending; wijzigen; wijziging
|
conmoción
|
stoornis; verstoring
|
agitatie; beroering; bewogenheid; deining; emotie; ergernis; geharrewar; gemoedsaandoening; gemoedsbeweging; gewoel; golfslag; irritatie; omslaan van golven; ongedurigheid; onrust; ontroering; ophef; oproer; opschudding; opstand; opstootje; rel; rep; vertedering; volksoproer; vuistgevecht; wrevel
|
desarreglo
|
stoornis; verstoring
|
slordigheid; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
|
desorden
|
stoornis; verstoring
|
allegaartje; beestenboel; bende; bocht; chaos; doolhof; geklodder; heksenketel; keet; knoeiboel; labyrint; mengelmoes; opstootje; ordeloosheid; ordeverstoring; puinhoop; puinzooi; regelloosheid; rel; rommel; rommelzooi; rotzooi; samenraapsel; slordigheid; smeerboel; smerig spul; soepzootje; troep; verwaarloosde boel; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warnet; warwinkel; wirwar; zooi; zooitje; zootje
|
disturbios
|
stoornis; verstoring
|
beroeringen; chaos; geharrewar; heksenketel; keet; ongeregeldheden; onlusten; oproer; opstand; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; regelloosheid; rel; volksoproer; vuistgevecht; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
dolencia
|
kwaal; slepende ziekte; stoornis
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht; ongemak; ziekte
|
enfermedad
|
kwaal; slepende ziekte; stoornis
|
bezwaar; grief; het klagen; klacht; kwaaltje; ongemak; ziekte
|
incomodidad
|
kwaal; slepende ziekte; stoornis
|
bedeesdheid; gegeneerdheid; geslotenheid; gêne; hinder; last; misnoegen; moeite; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; ongemak; ongerief; onmin; ontevredenheid; onvrede; overlast; schroom; schuwheid; soesa; timiditeit; verlegenheid
|
mal
|
kwaal; slepende ziekte; stoornis
|
bezwaar; demon; duivel; grief; het klagen; klacht; kwaad; ongemak; ongerief; satan
|
molestia
|
kwaal; slepende ziekte; stoornis
|
allegaartje; bemoeilijking; beslommering; breidel; ergernis; gedonderjaag; geharrewar; gelazer; geravot; gestoei; hinder; last; mengelmoes; misnoegen; moeite; narigheid; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; ongemak; ongerief; ontevredenheid; onvrede; overlast; samenraapsel; soesa; stoeierij; stoeipartij; trammelant
|
perturbación
|
stoornis; verstoring
|
chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; storing; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; zooitje; zootje
|
tumulto
|
stoornis; verstoring
|
chaos; gedruis; geharrewar; geluid; heksenketel; herrie; kabaal; keet; lawaai; leven; luidruchtigheid; oproer; opstand; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; regelloosheid; rel; rumoer; spektakel; stennis; tumult; volksoproer; vuistgevecht; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mal
|
|
aan een ziekte lijdend; averechts; boos; furieus; gemeen; kwaad; kwaadwillig; met slechte intentie; min; misselijk; naar; nijdig; onpasselijk; onwel; razend; satanisch; scheefgegroeid; slecht; spinnijdig; toornig; vals; verkeerd; vertoornd; woest; ziedend; ziek
|