Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stippel (Nederlands) in het Spaans
stippel:
Vertaal Matrix voor stippel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mancha | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | blaam; buurtschap; gat; gehucht; harde slag; klap; kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; schar; smet; spat; spatter; vlek; zwabber |
salpicadura | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | gespat; spat; spatter |
Verwante woorden van "stippel":
stippel vorm van stippelen:
-
stippelen (bespikkelen)
Conjugations for stippelen:
o.t.t.
- stippel
- stippelt
- stippelt
- stippelen
- stippelen
- stippelen
o.v.t.
- stippelde
- stippelde
- stippelde
- stippelden
- stippelden
- stippelden
v.t.t.
- ben gestippeld
- bent gestippeld
- is gestippeld
- zijn gestippeld
- zijn gestippeld
- zijn gestippeld
v.v.t.
- was gestippeld
- was gestippeld
- was gestippeld
- waren gestippeld
- waren gestippeld
- waren gestippeld
o.t.t.t.
- zal stippelen
- zult stippelen
- zal stippelen
- zullen stippelen
- zullen stippelen
- zullen stippelen
o.v.t.t.
- zou stippelen
- zou stippelen
- zou stippelen
- zouden stippelen
- zouden stippelen
- zouden stippelen
diversen
- stippel!
- stippelt!
- gestippeld
- stippelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor stippelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
motear | bespikkelen; stippelen | indopen; stippen |
puntear | bespikkelen; stippelen | indopen; stippen; tikken; tikken op; tokkelen |
salpicar de puntos | bespikkelen; stippelen | indopen; stippen |