Nederlands

Uitgebreide vertaling voor staken (Nederlands) in het Spaans

staken:

Conjugations for staken:

o.t.t.
  1. staak
  2. staakt
  3. staakt
  4. staken
  5. staken
  6. staken
o.v.t.
  1. staakte
  2. staakte
  3. staakte
  4. staakten
  5. staakten
  6. staakten
v.t.t.
  1. heb gestaakt
  2. hebt gestaakt
  3. heeft gestaakt
  4. hebben gestaakt
  5. hebben gestaakt
  6. hebben gestaakt
v.v.t.
  1. had gestaakt
  2. had gestaakt
  3. had gestaakt
  4. hadden gestaakt
  5. hadden gestaakt
  6. hadden gestaakt
o.t.t.t.
  1. zal staken
  2. zult staken
  3. zal staken
  4. zullen staken
  5. zullen staken
  6. zullen staken
o.v.t.t.
  1. zou staken
  2. zou staken
  3. zou staken
  4. zouden staken
  5. zouden staken
  6. zouden staken
en verder
  1. ben gestaakt
  2. bent gestaakt
  3. is gestaakt
  4. zijn gestaakt
  5. zijn gestaakt
  6. zijn gestaakt
diversen
  1. staak!
  2. staakt!
  3. gestaakt
  4. stakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

staken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het staken (staking; gestaak; werkonderbreking)
    la interrupción laboral; la huelga; la huelga laboral; la suspensión; el boicot; la cesación
  2. het staken (eindigen; ophouden; uitscheiden; kappen; afhaken)
    la finalización; la conclusión

Vertaal Matrix voor staken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boicot gestaak; staken; staking; werkonderbreking boycot
cesación gestaak; staken; staking; werkonderbreking
conclusión afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden beëindiging; conclusie; einde; eindsom; gevolgtrekking; slot; slotbeschouwing; slotsom; sluiting
finalización afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden afbouwen; beëindiging; completering; conclusie; einde; slot; slotbeschouwing; sluiting; voltooiing
huelga gestaak; staken; staking; werkonderbreking staking; werkstaking
huelga laboral gestaak; staken; staking; werkonderbreking staking; werkstaking
interrumpir el trabajo leggen; ophouden met; werk neerleggen
interrupción laboral gestaak; staken; staking; werkonderbreking
parar verblijven
suspensión gestaak; staken; staking; werkonderbreking afgelasting; ophangen; ophanging; schorsing; slaapstand; suspensie; verdaging; wielophanging
terminar afmaken; afwerken; afwikkelen; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken; zaakafwikkeling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abandonar ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden aangeven; afbreken; afhaken; afkijken; afreizen; afvallen; afzeggen; afzien van; afzien van rechtsvervolging; declareren; doodgaan; eruitstappen; heengaan; in de steek laten; inschrijven; inslapen; intekenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontslapen; opgeven; ophouden; overlijden; seponeren; spieken; sterven; stoppen; tornen; uithalen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; verscheiden; vertrekken; wegreizen; wegtrekken
declararse en huelga het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; staken; werkonderbreken
empatar ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden gelijkspelen; gelijkstaan; quitte spelen
estar en huelga het werk neerleggen als protest; in staking zijn; staken; werkonderbreken
excretar ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
hacer huelga het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken afkijken; spieken
interrumpir el trabajo het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken
parar ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afhaken; afkijken; afsluiten; afvallen; afwenden; afwentelen; afweren; afzeggen; afzetten; afzien van; beëindigen; doen stoppen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ergens zijn; eruitstappen; halt houden; opgeven; ophouden; pareren; remmen; spieken; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen; tot stilstand brengen; weghouden; weren; zich ophouden
ponerse en huelga het werk neerleggen als protest; staken; werkonderbreken afkijken; spieken
prescendir de ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
renunciar a ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzweren; inschrijven; opgeven; overleveren; verstoten; verwerpen
suspender ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afblazen; afgelasten; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzeggen; afzien van rechtsvervolging; blijven zitten; doubleren; kelderen; onderbreken; ricocheren; schorsen; seponeren; suspenderen; terugwijzen; verdagen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren; zakken
terminar ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afdoen; afkijken; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; erdoor jagen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; legen; liquideren; naar einde toewerken; ombrengen; opdrinken; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; oproken; perfectioneren; regelen; spieken; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; uitraken; van kant maken; vermoorden; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien

Wiktionary: staken


Cross Translation:
FromToVia
staken parar; hacer la huelga strike — to stop working to achieve better working conditions
staken estar en huelga; ponerse en huelga streiken — einen Streik durchführen, die Arbeit niederlegen
staken acabar; terminar terminerborner, limiter.

steken:

steken werkwoord (steek, steekt, stak, staken, gestoken)

  1. steken (steken geven; prikken)
    picar

Conjugations for steken:

o.t.t.
  1. steek
  2. steekt
  3. steekt
  4. steken
  5. steken
  6. steken
o.v.t.
  1. stak
  2. stak
  3. stak
  4. staken
  5. staken
  6. staken
v.t.t.
  1. heb gestoken
  2. hebt gestoken
  3. heeft gestoken
  4. hebben gestoken
  5. hebben gestoken
  6. hebben gestoken
v.v.t.
  1. had gestoken
  2. had gestoken
  3. had gestoken
  4. hadden gestoken
  5. hadden gestoken
  6. hadden gestoken
o.t.t.t.
  1. zal steken
  2. zult steken
  3. zal steken
  4. zullen steken
  5. zullen steken
  6. zullen steken
o.v.t.t.
  1. zou steken
  2. zou steken
  3. zou steken
  4. zouden steken
  5. zouden steken
  6. zouden steken
en verder
  1. ben gestoken
  2. bent gestoken
  3. is gestoken
  4. zijn gestoken
  5. zijn gestoken
  6. zijn gestoken
diversen
  1. steek!
  2. steekt!
  3. gestoken
  4. stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor steken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
picar happen in; toehappen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
picar prikken; steken; steken geven aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afbedelen; afbikken; afsnijden; bikken; bomen kappen; doorsteken; een inkeping maken; erdoor steken; eten; hakken; houwen; inbijten; inetsen; inkepen; inkerven; invreten; kappen; kartelen; kartels krijgen; kepen; kerven; kietelen; kittelen; kriebelen; naar binnen werken; omhakken; ophitsen; provoceren; snijden; uitdagen; uitlokken; vellen; wegbikken

Verwante woorden van "steken":


Verwante definities voor "steken":

  1. eraan besteden1
    • hij steekt al zijn geld in CD's1
  2. erin vastzitten1
    • we bleven steken in de nauwe gang1
  3. hem raken met een puntig voorwerp1
    • de wesp stak in mijn wang1
  4. het erin of erop doen1
    • zij steekt de sleutel in het slot1

Wiktionary: steken

steken
verb
  1. doorboren, prikken

Cross Translation:
FromToVia
steken apuñalar; acuchillar stab — To pierce or wound with pointed object
steken aplicar appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
steken introducir; injerir; anunciar introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
steken poner; meter; colocar mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
steken picar; pinchar; pespuntear; coser a máquina; punzar piquer — Traductions à trier suivant le sens
steken apuñalar poignarderfrapper, blesser, tuer avec un poignard.