Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. spitten:
  2. spit:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spitten (Nederlands) in het Spaans

spitten:

spitten werkwoord (spit, spitte, spitten, gespit)

  1. spitten (omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; omgraven)
    labrar; arar

Conjugations for spitten:

o.t.t.
  1. spit
  2. spit
  3. spit
  4. spitten
  5. spitten
  6. spitten
o.v.t.
  1. spitte
  2. spitte
  3. spitte
  4. spitten
  5. spitten
  6. spitten
v.t.t.
  1. heb gespit
  2. hebt gespit
  3. heeft gespit
  4. hebben gespit
  5. hebben gespit
  6. hebben gespit
v.v.t.
  1. had gespit
  2. had gespit
  3. had gespit
  4. hadden gespit
  5. hadden gespit
  6. hadden gespit
o.t.t.t.
  1. zal spitten
  2. zult spitten
  3. zal spitten
  4. zullen spitten
  5. zullen spitten
  6. zullen spitten
o.v.t.t.
  1. zou spitten
  2. zou spitten
  3. zou spitten
  4. zouden spitten
  5. zouden spitten
  6. zouden spitten
en verder
  1. ben gespit
  2. bent gespit
  3. is gespit
  4. zijn gespit
  5. zijn gespit
  6. zijn gespit
diversen
  1. spit!
  2. spit!
  3. gespit
  4. spittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spitten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arar omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten
labrar omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten behandelen; verzorgen

Verwante woorden van "spitten":


Wiktionary: spitten


Cross Translation:
FromToVia
spitten cavar creuser — Faire un trou, un orifice.

spitten vorm van spit:

spit [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het spit
    el lumbago
    • lumbago [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lumbago spit

Verwante woorden van "spit":


Wiktionary: spit


Cross Translation:
FromToVia
spit asador spit — a rod on which meat is grilled/broiled

Computer vertaling door derden: