Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. spietsen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spietsen (Nederlands) in het Spaans

spietsen:

spietsen werkwoord (spiets, spietst, spietste, spietsten, gespietst)

  1. spietsen (aan de spies rijgen)
    espetar

Conjugations for spietsen:

o.t.t.
  1. spiets
  2. spietst
  3. spietst
  4. spietsen
  5. spietsen
  6. spietsen
o.v.t.
  1. spietste
  2. spietste
  3. spietste
  4. spietsten
  5. spietsten
  6. spietsten
v.t.t.
  1. heb gespietst
  2. hebt gespietst
  3. heeft gespietst
  4. hebben gespietst
  5. hebben gespietst
  6. hebben gespietst
v.v.t.
  1. had gespietst
  2. had gespietst
  3. had gespietst
  4. hadden gespietst
  5. hadden gespietst
  6. hadden gespietst
o.t.t.t.
  1. zal spietsen
  2. zult spietsen
  3. zal spietsen
  4. zullen spietsen
  5. zullen spietsen
  6. zullen spietsen
o.v.t.t.
  1. zou spietsen
  2. zou spietsen
  3. zou spietsen
  4. zouden spietsen
  5. zouden spietsen
  6. zouden spietsen
en verder
  1. ben gespietst
  2. bent gespietst
  3. is gespietst
  4. zijn gespietst
  5. zijn gespietst
  6. zijn gespietst
diversen
  1. spiets!
  2. spietst!
  3. gespietst
  4. spietsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spietsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
espetar aan de spies rijgen; spietsen afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toesnauwen

Wiktionary: spietsen

spietsen
verb
  1. ter dood brengen door doorboring met een spies

Cross Translation:
FromToVia
spietsen empalar impale — put to death by piercing with a pale
spietsen lancear launch — strike with, or as with, a lance; to pierce