Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. spatter:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spatter (Nederlands) in het Spaans

spatter:

spatter [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. spatter (spat)
    la mancha; el salpicadura

Vertaal Matrix voor spatter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mancha spat; spatter blaam; buurtschap; gat; gehucht; harde slag; klap; kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; moesje; nop; schar; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; zwabber
salpicadura spat; spatter gespat; moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje