Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. spalk:
  2. spalken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spalk (Nederlands) in het Spaans

spalk:

spalk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de spalk
    la tablilla

Vertaal Matrix voor spalk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tablilla spalk

Verwante woorden van "spalk":


Wiktionary: spalk


Cross Translation:
FromToVia
spalk escayola; yeso cast — medicine: supportive and immobilising device
spalk tablilla splint — immobilizing device
spalk canaleta; canalón Traufe — die waagerechte Tropfkante am Dach eines Gebäudes, an der normalerweise die Dachrinne untergebracht ist
spalk gotera gouttière — Petit canal placer au bord des toits et par où les eaux de pluie s’écouler.

spalken:

spalken werkwoord (spalk, spalkt, spalkte, spalkten, gespalkt)

  1. spalken (een spalk zetten)

Conjugations for spalken:

o.t.t.
  1. spalk
  2. spalkt
  3. spalkt
  4. spalken
  5. spalken
  6. spalken
o.v.t.
  1. spalkte
  2. spalkte
  3. spalkte
  4. spalkten
  5. spalkten
  6. spalkten
v.t.t.
  1. heb gespalkt
  2. hebt gespalkt
  3. heeft gespalkt
  4. hebben gespalkt
  5. hebben gespalkt
  6. hebben gespalkt
v.v.t.
  1. had gespalkt
  2. had gespalkt
  3. had gespalkt
  4. hadden gespalkt
  5. hadden gespalkt
  6. hadden gespalkt
o.t.t.t.
  1. zal spalken
  2. zult spalken
  3. zal spalken
  4. zullen spalken
  5. zullen spalken
  6. zullen spalken
o.v.t.t.
  1. zou spalken
  2. zou spalken
  3. zou spalken
  4. zouden spalken
  5. zouden spalken
  6. zouden spalken
en verder
  1. ben gespalkt
  2. bent gespalkt
  3. is gespalkt
  4. zijn gespalkt
  5. zijn gespalkt
  6. zijn gespalkt
diversen
  1. spalk!
  2. spalkt!
  3. gespalkt
  4. spalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spalken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entablillar een spalk zetten; spalken

Verwante woorden van "spalken":


Verwante vertalingen van spalk