Nederlands
Uitgebreide vertaling voor solderen (Nederlands) in het Spaans
solderen:
-
solderen (hardsolderen)
Conjugations for solderen:
o.t.t.
- soldeer
- soldeert
- soldeert
- solderen
- solderen
- solderen
o.v.t.
- soldeerde
- soldeerde
- soldeerde
- soldeerden
- soldeerden
- soldeerden
v.t.t.
- heb gesoldeerd
- hebt gesoldeerd
- heeft gesoldeerd
- hebben gesoldeerd
- hebben gesoldeerd
- hebben gesoldeerd
v.v.t.
- had gesoldeerd
- had gesoldeerd
- had gesoldeerd
- hadden gesoldeerd
- hadden gesoldeerd
- hadden gesoldeerd
o.t.t.t.
- zal solderen
- zult solderen
- zal solderen
- zullen solderen
- zullen solderen
- zullen solderen
o.v.t.t.
- zou solderen
- zou solderen
- zou solderen
- zouden solderen
- zouden solderen
- zouden solderen
en verder
- ben gesoldeerd
- bent gesoldeerd
- is gesoldeerd
- zijn gesoldeerd
- zijn gesoldeerd
- zijn gesoldeerd
diversen
- soldeer!
- soldeert!
- gesoldeerd
- solderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor solderen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
soldar | aanlassen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
soldar | hardsolderen; solderen | aaneenlassen; lassen |
soldar con soldadura dura | hardsolderen; solderen |
Verwante woorden van "solderen":
Wiktionary: solderen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• solderen | → soldar | ↔ solder — to join with solder |
• solderen | → soldar | ↔ braser — souder deux pièces à l'aide d'un matériau d’apport, à une température inférieure au point de fusion du ou des matériaux constituant les pièces à assembler. |
• solderen | → soldar | ↔ souder — joindre des pièces de métal ensemble, au moyen d’une composition métallique fusible. |
solderen vorm van soldeer:
-
de soldeer (soldeersel)
Vertaal Matrix voor soldeer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
soldador | soldeer; soldeersel | lasser; soldeerbout; tegelzetter |
soldadura | soldeer; soldeersel | ingevoegd stuk; inlas; invoeging; las; lasnaad; naad; samenvoeging; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verbinding; vergroeiing; voeg; welnaad |