Nederlands
Uitgebreide vertaling voor soepel (Nederlands) in het Spaans
soepel:
-
soepel (meegaand; inschikkelijk; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend)
indulgente; dúctil; manejable; condescendiente; obsequioso; obediente; flexible; complaciente; dócil; elástico-
indulgente bijvoeglijk naamwoord
-
dúctil bijvoeglijk naamwoord
-
manejable bijvoeglijk naamwoord
-
condescendiente bijvoeglijk naamwoord
-
obsequioso bijvoeglijk naamwoord
-
obediente bijvoeglijk naamwoord
-
flexible bijvoeglijk naamwoord
-
complaciente bijvoeglijk naamwoord
-
dócil bijvoeglijk naamwoord
-
elástico bijvoeglijk naamwoord
-
-
soepel (buigbaar; flexibel)
-
soepel (lenig)
-
soepel (buigzaam; flexibel; meegaand)
flexible; dócil; doblegable; manejable; elástico-
flexible bijvoeglijk naamwoord
-
dócil bijvoeglijk naamwoord
-
doblegable bijvoeglijk naamwoord
-
manejable bijvoeglijk naamwoord
-
elástico bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor soepel:
Verwante woorden van "soepel":
Synoniemen voor "soepel":
Antoniemen van "soepel":
Verwante definities voor "soepel":
Wiktionary: soepel
soepel
Cross Translation:
adjective
-
gemakkelijk buigend en zich aanpassend
- soepel → flexible
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• soepel | → flexible | ↔ flexibel — Technik: Eigenschaft von Körpern, sich leicht mechanisch verändern zu lassen |
• soepel | → flexible; elástico | ↔ souple — Qui est flexible, qui se plier aisément sans se rompre, sans s’abîmer. |