Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. smeulend:
  2. smeulen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor smeulend (Nederlands) in het Spaans

smeulend:

smeulend bijvoeglijk naamwoord

  1. smeulend
    incubante

Vertaal Matrix voor smeulend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
incubante smeulend

smeulen:

smeulen werkwoord (smeul, smeult, smeulde, smeulden, gesmeuld)

  1. smeulen (nasmeulen; gloeien)

Conjugations for smeulen:

o.t.t.
  1. smeul
  2. smeult
  3. smeult
  4. smeulen
  5. smeulen
  6. smeulen
o.v.t.
  1. smeulde
  2. smeulde
  3. smeulde
  4. smeulden
  5. smeulden
  6. smeulden
v.t.t.
  1. heb gesmeuld
  2. hebt gesmeuld
  3. heeft gesmeuld
  4. hebben gesmeuld
  5. hebben gesmeuld
  6. hebben gesmeuld
v.v.t.
  1. had gesmeuld
  2. had gesmeuld
  3. had gesmeuld
  4. hadden gesmeuld
  5. hadden gesmeuld
  6. hadden gesmeuld
o.t.t.t.
  1. zal smeulen
  2. zult smeulen
  3. zal smeulen
  4. zullen smeulen
  5. zullen smeulen
  6. zullen smeulen
o.v.t.t.
  1. zou smeulen
  2. zou smeulen
  3. zou smeulen
  4. zouden smeulen
  5. zouden smeulen
  6. zouden smeulen
en verder
  1. ben gesmeuld
  2. bent gesmeuld
  3. is gesmeuld
  4. zijn gesmeuld
  5. zijn gesmeuld
  6. zijn gesmeuld
diversen
  1. smeul!
  2. smeult!
  3. gesmeuld
  4. smeulend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor smeulen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arder sin llama gloeien; nasmeulen; smeulen blozen; carboniseren; gloeien; kleuren; rood worden; verkolen

Wiktionary: smeulen


Cross Translation:
FromToVia
smeulen arder smolder — To burn with no flame and little smoke