Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. slepend:
  2. slepen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slepend (Nederlands) in het Spaans

slepend:

slepend bijvoeglijk naamwoord

  1. slepend (treuzelachtig; langzaam; traag; )
    lento; indeciso; vacilante; remolón; tardón; irresoluto

Vertaal Matrix voor slepend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indeciso wankelmoedige; weifelaar
remolón draler; druil; hannes; keutelaar; luiaard; luilak; luiwammes; sijsjeslijmer; slak; slome; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; zoutzak
tardón hannes; laatkomer; sijsjeslijmer; slak; slome; sukkel; talmer; telaatkomer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; zoutzak
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indeciso aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend aanvechtbaar; aarzelend; besluiteloos; bestrijdbaar; betwistbaar; dubieus; halfslachtig; kwestieus; niet helder; onbeslist; onduidelijk; onstandvastig; onuitgemaakt; schoorvoetend; twijfelachtig; twijfelmoedig; vaag; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
irresoluto aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend aarzelend; afgedempt; gedempt; halfslachtig; onbeslist; onstandvastig; onuitgemaakt; schoorvoetend; twijfelmoedig; wankelmoedig; weifelend
lento aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend bezadigd; gezapig; langzaamaan; lijzig; log; loom; sloom
remolón aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend
tardón aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend
vacilante aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; huiverig; insolide; labiel; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onstandvastig; troebel; twijfelmoedig; vaag; variabel; variërend; wankelmoedig

slepen:

slepen werkwoord (sleep, sleept, sleepte, sleepten, geslepen)

  1. slepen
    remolcar; arrastrar
  2. slepen
    arrastrar

Conjugations for slepen:

o.t.t.
  1. sleep
  2. sleept
  3. sleept
  4. slepen
  5. slepen
  6. slepen
o.v.t.
  1. sleepte
  2. sleepte
  3. sleepte
  4. sleepten
  5. sleepten
  6. sleepten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slepen
  2. zult slepen
  3. zal slepen
  4. zullen slepen
  5. zullen slepen
  6. zullen slepen
o.v.t.t.
  1. zou slepen
  2. zou slepen
  3. zou slepen
  4. zouden slepen
  5. zouden slepen
  6. zouden slepen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. sleep!
  2. sleept!
  3. geslepen
  4. slepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slepen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het slepen (wegslepen)
    el remolcar

Vertaal Matrix voor slepen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
remolcar slepen; wegslepen wegslepen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrastrar slepen aanslepen; erdoor halen; omhooghalen; ophalen; rukken; sleuren; trekken; versjouwen; voorttrekken
remolcar slepen verslepen

Verwante woorden van "slepen":


Wiktionary: slepen


Cross Translation:
FromToVia
slepen arrastrar drag — to pull along a surface
slepen deslizar slide — to cause to move in contact with a surface
slepen arrastrar zurren(transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“
slepen remolcar; arrastrar; atoar; ratrar trainertirer après soi.
slepen arrastrar; atoar traînertirer après soi.