Nederlands
Uitgebreide vertaling voor sissen (Nederlands) in het Spaans
sissen:
-
sissen (lispelen; fluisteren)
Conjugations for sissen:
o.t.t.
- sis
- sist
- sist
- sissen
- sissen
- sissen
o.v.t.
- siste
- siste
- siste
- sisten
- sisten
- sisten
v.t.t.
- heb gesist
- hebt gesist
- heeft gesist
- hebben gesist
- hebben gesist
- hebben gesist
v.v.t.
- had gesist
- had gesist
- had gesist
- hadden gesist
- hadden gesist
- hadden gesist
o.t.t.t.
- zal sissen
- zult sissen
- zal sissen
- zullen sissen
- zullen sissen
- zullen sissen
o.v.t.t.
- zou sissen
- zou sissen
- zou sissen
- zouden sissen
- zouden sissen
- zouden sissen
en verder
- ben gesist
- bent gesist
- is gesist
- zijn gesist
- zijn gesist
- zijn gesist
diversen
- sis!
- sist!
- gesist
- sissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor sissen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chillar | joelen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bisbisear | fluisteren; lispelen; sissen | |
brindar | fluisteren; lispelen; sissen | een toost uitbrengen; heien; klampen; kletteren; proosten; rammelen; toosten |
chillar | fluisteren; lispelen; sissen | blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; emmeren; foeteren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; knarsen; krassen; krijsen; luidkeels iets verkondigen; piepen; roepen; schetteren; schreeuwen; tetteren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; zich beklagen; zich krabben |
dar alaridos | fluisteren; lispelen; sissen | blèren; brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; roepen |
musitar | fluisteren; lispelen; sissen | mompelen; prevelen |
silbar | fluisteren; lispelen; sissen | blazen; fluiten; knisperen; pijpen; ritselen; ruisen; suizelen; suizen; uitfluiten |