Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schuifelen (Nederlands) in het Spaans
schuifelen:
-
schuifelen (sloffen)
andar arrastrando los pies; arrastrar los pies-
andar arrastrando los pies werkwoord
-
arrastrar los pies werkwoord
-
-
schuifelen (zich langzaam voortbewegen)
desplazarse lentamente-
desplazarse lentamente werkwoord
-
Conjugations for schuifelen:
o.t.t.
- schuifel
- schuifelt
- schuifelt
- schuifelen
- schuifelen
- schuifelen
o.v.t.
- schuifelde
- schuifelde
- schuifelde
- schuifelden
- schuifelden
- schuifelden
v.t.t.
- heb geschuifeld
- hebt geschuifeld
- heeft geschuifeld
- hebben geschuifeld
- hebben geschuifeld
- hebben geschuifeld
v.v.t.
- had geschuifeld
- had geschuifeld
- had geschuifeld
- hadden geschuifeld
- hadden geschuifeld
- hadden geschuifeld
o.t.t.t.
- zal schuifelen
- zult schuifelen
- zal schuifelen
- zullen schuifelen
- zullen schuifelen
- zullen schuifelen
o.v.t.t.
- zou schuifelen
- zou schuifelen
- zou schuifelen
- zouden schuifelen
- zouden schuifelen
- zouden schuifelen
en verder
- ben geschuifeld
- bent geschuifeld
- is geschuifeld
- zijn geschuifeld
- zijn geschuifeld
- zijn geschuifeld
diversen
- schuifel!
- schuifelt!
- geschuifeld
- schuifelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schuifelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
andar arrastrando los pies | schuifelen; sloffen | |
arrastrar los pies | schuifelen; sloffen | een slepende gang hebben; sjokken; voortsukkelen |
desplazarse lentamente | schuifelen; zich langzaam voortbewegen |