Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- schrokken:
- schrikken:
-
Wiktionary:
- schrokken → atiborrarse, hartarse
- schrikken → asustar, atemorizar, espantar, sobresaltar, alarmar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schrokken (Nederlands) in het Spaans
schrokken:
-
het schrokken
-
schrokken (verorberen; consumeren; vreten; tot zich nemen; bunkeren; nuttigen; naar binnen werken; bikken; zitten proppen; schransen; tegoed doen; eten; opeten)
Conjugations for schrokken:
o.t.t.
- schrok
- schrokt
- schrokt
- schroken
- schroken
- schroken
o.v.t.
- schrokte
- schrokte
- schrokte
- schrokten
- schrokten
- schrokten
v.t.t.
- ben geschrokt
- bent geschrokt
- is geschrokt
- zijn geschrokt
- zijn geschrokt
- zijn geschrokt
v.v.t.
- was geschrokt
- was geschrokt
- was geschrokt
- waren geschrokt
- waren geschrokt
- waren geschrokt
o.t.t.t.
- zal schrokken
- zult schrokken
- zal schrokken
- zullen schrokken
- zullen schrokken
- zullen schrokken
o.v.t.t.
- zou schrokken
- zou schrokken
- zou schrokken
- zouden schrokken
- zouden schrokken
- zouden schrokken
diversen
- schrok!
- schrokt!
- geschrokt
- schrokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schrokken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
devorar | bikken; vreten | |
embaular | schrokken | |
engullir | schrokken | |
zampar | schrokken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
atiborrarse | bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen | binnenkrijgen; opslokken; zwelgen |
devorar | bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen | binnenkrijgen; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schaften; verorberen; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen |
engullir | binnenkrijgen; doorslikken; onfatsoenlijk eten; opslokken; opvreten; slikken; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen |
Wiktionary: schrokken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schrokken | → atiborrarse; hartarse | ↔ gorge — to eat greedily |
schrokken vorm van schrikken:
-
schrikken
asustarse; darse un susto; llevarse un susto; pegarse un susto-
asustarse werkwoord
-
darse un susto werkwoord
-
llevarse un susto werkwoord
-
pegarse un susto werkwoord
-
Conjugations for schrikken:
o.t.t.
- schrik
- schrikt
- schrikt
- schrikken
- schrikken
- schrikken
o.v.t.
- schrok
- schrok
- schrok
- schrokken
- schrokken
- schrokken
v.t.t.
- ben geschrokken
- bent geschrokken
- is geschrokken
- zijn geschrokken
- zijn geschrokken
- zijn geschrokken
v.v.t.
- was geschrokken
- was geschrokken
- was geschrokken
- waren geschrokken
- waren geschrokken
- waren geschrokken
o.t.t.t.
- zal schrikken
- zult schrikken
- zal schrikken
- zullen schrikken
- zullen schrikken
- zullen schrikken
o.v.t.t.
- zou schrikken
- zou schrikken
- zou schrikken
- zouden schrikken
- zouden schrikken
- zouden schrikken
diversen
- schrik!
- schrikt!
- geschrokken
- schrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schrikken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
asustarse | schrikken | opschrikken; schichtig worden |
darse un susto | schrikken | |
llevarse un susto | schrikken | |
pegarse un susto | schrikken |
Verwante woorden van "schrikken":
Verwante definities voor "schrikken":
Wiktionary: schrikken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schrikken | → asustar; atemorizar; espantar | ↔ scare — to frighten |
• schrikken | → sobresaltar; alarmar | ↔ startle — to move or be excited on feeling alarm |