Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. schoot:
  2. schieten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schoot (Nederlands) in het Spaans

schoot:

schoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schoot (moederschoot)
    el seno materno; el regazo materno
  2. de schoot (baarmoeder)
    el útero
    • útero [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de schoot (verschuifbare sluiting; grendel; tong; schuif)
    el cerrojo
    • cerrojo [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. de schoot (plantestekje; spruit; scheut; jonge plant; stek)
    la cepa; el esqueje; el mugrón; el brote
    • cepa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • esqueje [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mugrón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • brote [el ~] zelfstandig naamwoord

schoot

  1. schoot (bovenbenen)

Vertaal Matrix voor schoot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brote jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek loot; opwellen; rank; scheut; spruit; stekje; uitloper
cepa jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek boomstronk; heetbloedigheid; stobbe; stronk; volbloedigheid
cerrojo grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting draaggrendel; grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam; tapbout
esqueje jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek stekkie
mugrón jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek
regazo materno moederschoot; schoot
seno materno moederschoot; schoot
útero baarmoeder; schoot
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
regazo bovenbenen; schoot

Verwante woorden van "schoot":


Wiktionary: schoot

schoot
noun
  1. de bovenkant van de dijen van iemand die zit

Cross Translation:
FromToVia
schoot regazo lap — the upper legs of a seated person
schoot escota sheet — rope to adjust sail
schoot regazo; enfaldo; interior sein — Traductions à trier suivant le sens

schoot vorm van schieten:

schieten werkwoord (schiet, schoot, schoten, geschoten)

  1. schieten (schoten lossen; vuren; afvuren; afschieten)
    lanzar; tirar; disparar; cazar; herir; hacer fuego; descargar

Conjugations for schieten:

o.t.t.
  1. schiet
  2. schiet
  3. schiet
  4. schieten
  5. schieten
  6. schieten
o.v.t.
  1. schoot
  2. schoot
  3. schoot
  4. schoten
  5. schoten
  6. schoten
v.t.t.
  1. heb geschoten
  2. hebt geschoten
  3. heeft geschoten
  4. hebben geschoten
  5. hebben geschoten
  6. hebben geschoten
v.v.t.
  1. had geschoten
  2. had geschoten
  3. had geschoten
  4. hadden geschoten
  5. hadden geschoten
  6. hadden geschoten
o.t.t.t.
  1. zal schieten
  2. zult schieten
  3. zal schieten
  4. zullen schieten
  5. zullen schieten
  6. zullen schieten
o.v.t.t.
  1. zou schieten
  2. zou schieten
  3. zou schieten
  4. zouden schieten
  5. zouden schieten
  6. zouden schieten
en verder
  1. ben geschoten
  2. bent geschoten
  3. is geschoten
  4. zijn geschoten
  5. zijn geschoten
  6. zijn geschoten
diversen
  1. schiet!
  2. schiett!
  3. geschoten
  4. schietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schieten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schieten (vuren)
    el incendios; el fuegos; el disparar; el disparos

Vertaal Matrix voor schieten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
descargar afladen; lossen; ontlasting; uitladen; van een last ontdoen
disparar schieten; vuren
disparos schieten; vuren
fuegos schieten; vuren
herir beschadigen; kwetsen
incendios schieten; vuren
lanzar gesmijt; omhoog werpen; opwerpen
tirar afdrukken; drukken; weggooien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cazar afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren azen; betrappen; jachten; najagen; nastreven; opdrijven; ophitsen; opjagen; prooizoeken; sjezen; snappen; snel gaan; trachten te verkrijgen; vervolgen; voortjagen
descargar afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren afladen; dechargeren; downloaden; iets uitladen; lossen; onschuldig verklaren; ontheffen; ontladen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; pasporteren; uitladen; vrijpleiten; vrijspreken; vrijstellen; zuiveren
disparar afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren hard schieten; laaien
hacer fuego afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren laaien; vlammen; vlammen uitslaan
herir afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren belasteren; bezeren; blesseren; deren; grieven; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; pijn bezorgen; pijn doen; schaden; smaden; verwonden; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
lanzar afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren aankaarten; aanknopen; aansnijden; afsmijten; afwerpen; afzien van rechtsvervolging; entameren; gesprek aanknopen; jonassen; kwakken; lanceren; laten zien; naar beneden werpen; naar voren brengen; neerkwakken; neerwerpen; omhooggooien; omlaag werpen; op de markt brengen; openen; opgooien; opperen; opwerpen; poneren; seponeren; smakken; smijten; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; uitgeven; uitgooien; uitwerpen
tirar afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren afdanken; afdrukken; afsmijten; afwerpen; binnenwerpen; ecarteren; keilen; naar beneden gooien; neergooien; omduwen; omstoten; omverrukken; omverstoten; op de grond gooien; opspannen; smijten; spannen; tevoorschijn trekken; trekker overhalen; vuren; weggooien; wegsmijten

Verwante definities voor "schieten":

  1. hard trappen1
    • hij schoot de bal in doel1
  2. het loslaten1
    • hij liet het touw schieten en de boot voer weg1
  3. kogels afvuren1
    • de soldaat schoot op de vijand1
  4. snel en plotseling bewegen1
    • hij schoot naar voren1

Wiktionary: schieten

schieten
verb
  1. een projectiel afvuren met een wapen

Cross Translation:
FromToVia
schieten disparar; descargar fire — intransitive: to shoot
schieten disparar; tirar shoot — to fire a shot
schieten disparar; tirar shoot — to fire multiple shots
schieten tirar shoot — to hit with a shot

Computer vertaling door derden: