Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
claro
|
|
helderheid; klaarheid; lichtsterkte
|
cuidado
|
|
aandacht; aanschouwen; attentie; bedachtzaamheid; behoedzaamheid; bezonnenheid; observeren; oplettendheid; opmerkzaamheid; verschaffing; verzorging; voorzichtigheid; voorziening; waakzaamheid; zien; zorg; zorgvuldigheid
|
honesto
|
|
eerlijke; rechtschapene
|
justo
|
|
eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
-
|
rein
|
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
justo
|
|
precies goed
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bello
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aimabel; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; charmant; clever; fraai; gevat; goed ogend; kien; knap; mooi; pienter; schattig; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; verrukkelijk; welgevallig
|
bien arreglado
|
netjes; opgeruimd; ordelijk; schoon
|
correct; fatsoenlijk; keurig; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk
|
bien ordenado
|
netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; schoon; zindelijk
|
fatsoenlijk; goed geordend; netjes; ordentelijk; sec; welgeordend
|
bonito
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aanbiddelijk; aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aardig; aimabel; attent; attractief; begeerenswaardig; behulpzaam; bekoorlijk; bevallig; charmant; flitsend; fraai; geestig; geinig; gevat; goed ogend; goedaardig; goedhartig; grappig; hip; hulpvaardig; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; mooi; plezierig; schattig; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snel; trendy; uitgeslapen; verrukkelijk; vlot; voorkomend; vriendelijk; welgevallig; zachtaardig
|
casto
|
kuis; net; rein; schoon
|
gekuist; kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; vlekkeloos; zuiver
|
claro
|
kuis; net; rein; schoon
|
'tuurlijk; aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; allicht; begrepen; begrijpelijk; bevatbaar; bevattelijk; bijgevolg; blank; bleek; cru; direct; doorgrond; doorzien; duidelijk; dus; echt; eenduidig; flagrant; gevat; gewoonweg; helder; herkenbaar; heus; inzichtelijk; klaar; klaar als een klontje; klare; klinkklaar; licht; lichtgevend; logisch; lumineus; natuurlijk; niet donker; onbewimpeld; onbewolkt; ondubbelzinnig; ongelakt; onmiskenbaar; onomwonden; onontkomelijk; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; open; openhartig; openlijk; oprecht; overduidelijk; overzichtelijk; pips; pure; puur; recht door zee; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uiteraard; uitgeslapen; vanzelfsprekend; verhelderend; verstaanbaar; vrij; vrijelijk; vrijuit; werkelijk; zeker; zo klaar als een klontje; zonder twijfel; zonneklaar; zuiver; zuivere
|
cuidado
|
kuis; net; proper; rein; schoon; zindelijk
|
onderhouden; sec; verzorgd
|
decente
|
proper; schoon; zindelijk
|
beschaafd; betamelijk; correct; decent; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwekkend; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; gepast; geschikt; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; kies; kuis; maagdelijk; manierlijk; netjes; onberispelijk; onbesproken; onbevlekt; onschuldig; ordentelijk; puur; rein; respectabel; sec; tof; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zedig; zuiver
|
decentemente
|
proper; schoon; zindelijk
|
eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; keurig; kies; netjes; ordentelijk; respectabel; sec
|
esmerado
|
proper; schoon; zindelijk; zuiver
|
sec
|
hermoso
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aanbiddelijk; aantrekkelijk; aanvallig; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; charmant; decoratief; elegant; fraai; gevat; goed ogend; gracieus; knap; lieftallig; mooi; schattig; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slim; snedig; uitgeslapen; verrukkelijk; welgevallig
|
higiénico
|
hygienisch; kuis; rein; schoon; zuiver
|
hygiënisch
|
honesto
|
kuis; net; rein; schoon
|
betamelijk; betrouwbaar; braaf; braafjes; degelijk; degelijke; deugdelijk; deugdzaam; echt; eerbaar; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; fideel; gedegen; geschikt; in hart en nieren; integer; keurig; kies; kuis; netjes; onbesproken; ongeveinsd; onkreukbaar; open; openhartig; oprecht; ordentelijk; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; respectabel; rondborstig; tof; trouwhartig; van goede hoedanigheid; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig
|
inmaculado
|
hygienisch; kuis; net; rein; schoon; zuiver
|
bacteriënvrij; gekuist; kiemvrij; kuis; maagdelijk; onbesmet; onbevlekt; onbezoedeld; onschuldig; puur; rein; vlekkeloos; vrij van ziektekiemen; zuiver
|
justo
|
kuis; net; rein; schoon
|
afgepast; billijk; contemplatief; correct; eerlijk; fair; ferm; fideel; fiks; flink; gegrond; geldig; gepast; gerechtvaardigd; geschikt; gewettigd; goed; juist; keurig; net aan; netjes; openhartig; oprecht; precies; rechtmatig; rechtvaardig; redelijk; rondborstig; schappelijk; stevig; terecht; trouwhartig; valide; wetmatig; wettig
|
limpio
|
hygienisch; kuis; net; proper; rein; schoon; zindelijk; zuiver
|
fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; keurig; netjes; onbesmet; onbevlekt; onschuldig; onvermengd; onversneden; ordentelijk; proper; pure; rein; sec; vlekkeloos; zorgvuldig; zuiver; zuivere
|
lindo
|
bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt
|
aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aimabel; alleraardigst; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; leuke; mooi; schattig; uitnodigend; verleidelijk; verrukkelijk
|
ordenadamente
|
proper; schoon; zindelijk
|
sec
|
ordenado
|
proper; schoon; zindelijk
|
fatsoenlijk; geordend; geselecteerd; goed geordend; methodisch; netjes; opgeruimd; ordelijk gemaakt; ordentelijk; planmatig; sec; stelselmatig; systematisch; uitgekozen; uitgezocht; welgeordend
|
pulcro
|
kuis; net; rein; schoon
|
correct; fatsoenlijk; keurig; kuis; maagdelijk; netjes; onberispelijk; onbesproken; onbevlekt; onschuldig; ordentelijk; puur; rein; sec; zuiver
|
puro
|
kuis; net; rein; schoon
|
baarlijk; blank; echt; eerlijk; fideel; gaaf; gewoonweg; klinkklaar; kuis; louter; maagdelijk; onaangeraakt; onbesmet; onbevlekt; onbewimpeld; onbezwaard; ongelakt; ongerept; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onvervalst; onzinnig; openhartig; oprecht; pure; puur; rechttoe; rein; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; trouwhartig; virginaal; vlekkeloos; zuiver; zuivere
|
púdico
|
hygienisch; kuis; net; rein; schoon; zuiver
|
|