Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. schemer:
  2. schemeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schemer (Nederlands) in het Spaans

schemer:

schemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schemer (schemerdonker; deemstering; halfdonker; )
    el crepúsculo; la penumbra

Vertaal Matrix voor schemer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crepúsculo deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond; schemertijd; schemeruurtje
penumbra deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht donker; duister; duisternis

Verwante woorden van "schemer":


Wiktionary: schemer

schemer
noun
  1. de periode van verminderend licht tussen dag en nacht

schemeren:

schemeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schemeren (schemerdonker; deemstering; halfdonker; )
    el crepúsculo; la penumbra

schemeren werkwoord (schemer, schemert, schemerde, schemerden, geschemerd)

  1. schemeren (avond worden)

Conjugations for schemeren:

o.t.t.
  1. schemer
  2. schemert
  3. schemert
  4. schemeren
  5. schemeren
  6. schemeren
o.v.t.
  1. schemerde
  2. schemerde
  3. schemerde
  4. schemerden
  5. schemerden
  6. schemerden
v.t.t.
  1. heb geschemerd
  2. hebt geschemerd
  3. heeft geschemerd
  4. hebben geschemerd
  5. hebben geschemerd
  6. hebben geschemerd
v.v.t.
  1. had geschemerd
  2. had geschemerd
  3. had geschemerd
  4. hadden geschemerd
  5. hadden geschemerd
  6. hadden geschemerd
o.t.t.t.
  1. zal schemeren
  2. zult schemeren
  3. zal schemeren
  4. zullen schemeren
  5. zullen schemeren
  6. zullen schemeren
o.v.t.t.
  1. zou schemeren
  2. zou schemeren
  3. zou schemeren
  4. zouden schemeren
  5. zouden schemeren
  6. zouden schemeren
en verder
  1. ben geschemerd
  2. bent geschemerd
  3. is geschemerd
  4. zijn geschemerd
  5. zijn geschemerd
  6. zijn geschemerd
diversen
  1. schemer!
  2. schemert!
  3. geschemerd
  4. schemerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schemeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crepúsculo deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond; schemertijd; schemeruurtje
penumbra deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht donker; duister; duisternis
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estar entre dos luces avond worden; schemeren

Verwante woorden van "schemeren":


Wiktionary: schemeren

schemeren
verb
  1. donker of licht worden, tussen licht en donker zijn