Nederlands
Uitgebreide vertaling voor samenkomen (Nederlands) in het Spaans
samenkomen:
-
samenkomen (bijeenkomen)
-
samenkomen (bijeen komen)
reunirse; encontrarse; juntarse; converger; confluir-
reunirse werkwoord
-
encontrarse werkwoord
-
juntarse werkwoord
-
converger werkwoord
-
confluir werkwoord
-
-
samenkomen (bij elkaar komen; verzamelen)
-
samenkomen (elkaar ontmoeten; afspreken; elkaar zien; treffen)
quedarse; encontrarse; reunirse; verse; juntarse-
quedarse werkwoord
-
encontrarse werkwoord
-
reunirse werkwoord
-
verse werkwoord
-
juntarse werkwoord
-
Conjugations for samenkomen:
o.t.t.
- kom samen
- komt samen
- komt samen
- komen samen
- komen samen
- komen samen
o.v.t.
- kwam samen
- kwam samen
- kwam samen
- kwamen samen
- kwamen samen
- kwamen samen
v.t.t.
- ben samengekomen
- bent samengekomen
- is samengekomen
- zijn samengekomen
- zijn samengekomen
- zijn samengekomen
v.v.t.
- was samengekomen
- was samengekomen
- was samengekomen
- waren samengekomen
- waren samengekomen
- waren samengekomen
o.t.t.t.
- zal samenkomen
- zult samenkomen
- zal samenkomen
- zullen samenkomen
- zullen samenkomen
- zullen samenkomen
o.v.t.t.
- zou samenkomen
- zou samenkomen
- zou samenkomen
- zouden samenkomen
- zouden samenkomen
- zouden samenkomen
diversen
- kom samen!
- komt samen!
- samengekomen
- samenkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor samenkomen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
reunirse | samenkomen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
confluir | bijeen komen; samenkomen | samenstromen; samenvloeien |
converger | bijeen komen; samenkomen | |
encontrarse | afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; samenkomen; treffen; verzamelen | aantreffen; elkaar ontmoeten; ergens verkeren; gelegen zijn; liggen; ontdekken; ontmoeten; tegenkomen; treffen; uithangen; verkeren; vinden; zich bevinden; zijn |
juntarse | afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; samenkomen; treffen; verzamelen | elkaar ontmoeten; samenstromen; scharen |
quedarse | afspreken; elkaar ontmoeten; elkaar zien; samenkomen; treffen | elkaar ontmoeten |
reunirse | afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; bijeenkomen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; samenkomen; treffen; verzamelen | elkaar ontmoeten; in bespreking zijn; vergaderen |
verse | afspreken; elkaar ontmoeten; elkaar zien; samenkomen; treffen |
Wiktionary: samenkomen
samenkomen
Cross Translation:
verb
-
bij elkaar verzamelen
- samenkomen → come together; reunir; confluir; juntarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• samenkomen | → reunir; juntar | ↔ assemble — to gather as a group |
• samenkomen | → convenir | ↔ convene — to come together, to meet, to unite |
• samenkomen | → parecerse; converger | ↔ converge — to approach each other |
• samenkomen | → acompañar | ↔ join — to come together; to meet |
• samenkomen | → convergir | ↔ merge — Be combined into a whole |
• samenkomen | → reunir; reunificar | ↔ réunir — rejoindre ce qui désunir, séparer. |