Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. ruit:
  2. ruiten:
  3. ruien:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ruit (Nederlands) in het Spaans

ruit:

ruit [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de ruit (vensterruit; raam; venster)
    la ventana
    • ventana [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de ruit (vensterglas; raam; glas)
    la ventana; el cristal
    • ventana [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cristal [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ruit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cristal glas; raam; ruit; vensterglas carré; kristal; ruitje; vierkantje
ventana glas; raam; ruit; venster; vensterglas; vensterruit venster

Verwante woorden van "ruit":


Verwante definities voor "ruit":

  1. figuur met vier rechte zijden en scherpe hoeken1
    • als je de rechthoek vervormt krijg je een ruit1
  2. glas in een raam1
    • hij schopte met de bal een ruit stuk1
  3. patroon van kruisende lijnen1
    • een rok met een Schotse ruit1

Wiktionary: ruit


Cross Translation:
FromToVia
ruit rombo; losange lozenge — rhombus
ruit rombo rhombus — A parallelogram having all sides of equal length
ruit ventana window — opening for light and air
ruit vidrio windowpane — piece of glass filling a window
ruit rombo RauteGeometrie: Viereck mit vier gleichlangen Seiten
ruit rombo losange — Quadrilatère équilatéral
ruit vidrio vitreplaque de verre située sur une ouverture telle qu’une porte ou une fenêtre.

ruit vorm van ruiten:

ruiten bijvoeglijk naamwoord

  1. ruiten
    a cuadros

ruiten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de ruiten
    la ventanas

Vertaal Matrix voor ruiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ventanas ruiten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
a cuadros ruiten geblokt; geruit

Verwante woorden van "ruiten":


Wiktionary: ruiten


Cross Translation:
FromToVia
ruiten diamantes diamonds — one of the four suits of playing cards, marked with the symbol ♦

ruit vorm van ruien:

ruien werkwoord (rui, ruit, ruide, ruiden, geruid)

  1. ruien (verharen)

Conjugations for ruien:

o.t.t.
  1. rui
  2. ruit
  3. ruit
  4. ruien
  5. ruien
  6. ruien
o.v.t.
  1. ruide
  2. ruide
  3. ruide
  4. ruiden
  5. ruiden
  6. ruiden
v.t.t.
  1. heb geruid
  2. hebt geruid
  3. heeft geruid
  4. hebben geruid
  5. hebben geruid
  6. hebben geruid
v.v.t.
  1. had geruid
  2. had geruid
  3. had geruid
  4. hadden geruid
  5. hadden geruid
  6. hadden geruid
o.t.t.t.
  1. zal ruien
  2. zult ruien
  3. zal ruien
  4. zullen ruien
  5. zullen ruien
  6. zullen ruien
o.v.t.t.
  1. zou ruien
  2. zou ruien
  3. zou ruien
  4. zouden ruien
  5. zouden ruien
  6. zouden ruien
diversen
  1. rui!
  2. ruit!
  3. geruid
  4. ruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ruien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mudar el pelo ruien; verharen
pelechar ruien; verharen

Verwante woorden van "ruien":


Wiktionary: ruien


Cross Translation:
FromToVia
ruien mudar moult — To shed or lose a covering of fur, feathers or skin etc.