Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. routine:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor routine (Nederlands) in het Spaans

routine:

routine [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de routine (ervaring; praktijk)
    la prácticas; la práctica; la carrera; la experiencia; el entrenamiento; la habilidad; la formación; la capacitación; la rutina; la consulta; el estudios

Vertaal Matrix voor routine:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capacitación ervaring; praktijk; routine
carrera ervaring; praktijk; routine concours; cursus; draven; gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker; geren; hardloopwedstrijd; hardloperij; kursus; leergang; loop; partij; pot; race; rennen; strijd; studie; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren; wedstrijd
consulta ervaring; praktijk; routine advies; artsenpraktijk; bezoektijd; bezoekuur; consult; consultatie; praktijk; query; raad; raadgeving; raadpleging; ruggespraak; spreekkamer; spreekuur
entrenamiento ervaring; praktijk; routine onderwerp; subject; thema; thema van een boek; training
estudios ervaring; praktijk; routine bestudering; cursus; kursus; leergang; les; lesuur; oefening; opnamestudio; studeerkamers; studeervertrekken; studie; studio's; vaardigheidsoefening; werkkamers
experiencia ervaring; praktijk; routine bekwaamheid; belevenis; beleving; doorkneedheid; ervaring; kunde; kundigheid; meemaken van een gebeurtenis; ondervinden; ondervinding; vaardigheid; vakarbeid; vakmanschap; vakwerk
formación ervaring; praktijk; routine bekwaming; bron; dresseren; dressuur; formatie; kundig maken; onderwijswezen; opleiding; opvoeding; rivierbron; scholing; schoolopleiding; training; vorming
habilidad ervaring; praktijk; routine adremheid; bedrevenheid; bijdehandheid; doortraptheid; geraffineerdheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; gladheid; handigheid; handvaardigheid; kneep; kunde; kundigheid; kunst; leepheid; listigheid; ondervinden; ondervinding; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; slag; sluwheid; snedigheid; snoodheid; spitsheid; strijd; toer; truc; vaardigheid met de hand; veldslag
práctica ervaring; praktijk; routine beoefening; leeroefening; ondervinden; ondervinding; opgave; uitoefening
prácticas ervaring; praktijk; routine oefening; stage; vaardigheidsoefening
rutina ervaring; praktijk; routine eentonigheid; eenvormigheid; monotonie; ondervinden; ondervinding; saaiheid; sleur; stereotype; uniformiteit; vast patroon

Verwante woorden van "routine":

  • routines

Wiktionary: routine

routine
noun
  1. een reeks handelingen die, vaak zonder te hoeven nadenken, kan worden verricht door een verkregen vaardigheid

Computer vertaling door derden: