Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fuerte
|
|
citadel; deurslot; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot; sterke kant; sterke zijde
|
macizo
|
|
bed; bloembed; bloemperk
|
poderoso
|
|
gezaghebber; gezagsdrager
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
de peso
|
fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
met een groot gewicht; vetlijvig; zwaar
|
firme
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
beslist; besluitvaardig; breed; degelijke; doortastend; ferm; fiks; flink; fors; gedecideerd; geheid; hecht; kordaat; krachtdadig; krachtig; onbuigzaam; ongetwijfeld; onverzettelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; resoluut; stabiel; standvastig; stevig; stijfkoppig; stug; taai; uit de kluiten gewassen; vast en zeker; vastberaden; vastbesloten; vasthoudend; volhardend; zeker
|
fornido
|
ferm; fiks; flink; fors; massief; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
flink; fors; forse; gespierd; grofgebouwd; intens; intensief; krachtig; met een krachtige uitwerking; potig; stevig
|
fuerte
|
ferm; fiks; flink; fors; massief; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
bitter teleurgesteld; blijvend; breed; dapper; degelijke; doordringend; duurzaam; duurzame; felle; ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; grimmig; hard; hardop; heldhaftig; heroïsch; hoog; indringend; intens; intensief; keihard; kloek; krachtig; luid; met een krachtige uitwerking; met hoge snelheid; moedig; moreel sterk; onderdrukt; onverschrokken; opgekropt; pittig; schel; schel klinkend; scherp; schril; snerpend; sterk; stevig; stout; stoutmoedig; straf; uit de kluiten gewassen; verbeten; verbitterd; verkropt
|
grande
|
fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; breed; edelmoedig; enorm; fantastisch; fier; flink; fors; genereus; geweldig; gigantisch; glorieus; grandioos; groot; groots; grootschalig; gul; heel erg; immens; imponerend; imposant; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; magnifiek; mild; ontzagwekkend; prat; reusachtig; reuze; royaal; ruimhartig; schitterend; trots; uit de kluiten gewassen; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk; vrijgevig; weids; zeer groot
|
macizo
|
fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
|
masivo
|
fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
corpulent; dik; gezet; lijvig; massaal; massale; talrijk; zwaarlijvig
|
musculoso
|
ferm; fiks; flink; fors; massief; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
gespierd; intens; intensief; krachtig; met een krachtige uitwerking
|
poderoso
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
fantastisch; formidabel; geweldig; gezichtsbepalend; invloedrijk; prachtig; toonaangevend; vooraanstaand
|
potente
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
dapper; ferm; flink; fysiek sterk; intens; intensief; krachtig; mannelijk; met een krachtige uitwerking; moedig; moreel sterk; potent; sterk; stevig; viriel
|
robusto
|
fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
breed; dapper; ferm; flink; fors; forse; fysiek sterk; grofgebouwd; heldhaftig; heroïsch; intens; intensief; kloek; krachtig; met een krachtige uitwerking; moedig; onverschrokken; potig; sterk; stevig; stoer; stout; stoutmoedig; uit de kluiten gewassen
|
sólido
|
fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
behorende tot de harde kern; betrouwbaar; blijvend; corpulent; degelijk; degelijke; deugdelijk; dik; doortimmerd; doorwrocht; duurzaam; duurzame; gezet; hecht; lijvig; massief; niet hol; solide; stevig; van de harde kern; zwaarlijvig
|
vigoroso
|
fors; massief; potig; robuust; struis; zwaar; zwaargebouwd
|
bezet; breed; daadkrachtig; dapper; doortastend; drastisch; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; groot; intens; intensief; krachtdadig; krachtig; met een krachtige uitwerking; moedig; moreel sterk; sterk; stevig; uit de kluiten gewassen
|