Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
claro
|
|
helderheid; klaarheid; lichtsterkte
|
cuidado
|
|
aandacht; aanschouwen; attentie; bedachtzaamheid; behoedzaamheid; bezonnenheid; observeren; oplettendheid; opmerkzaamheid; verschaffing; verzorging; voorzichtigheid; voorziening; waakzaamheid; zien; zorg; zorgvuldigheid
|
honesto
|
|
eerlijke; rechtschapene
|
justo
|
|
eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
|
virgen
|
|
maagd
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
-
|
schoon
|
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
justo
|
|
precies goed
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
casto
|
kuis; maagdelijk; net; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; schoon; vlekkeloos; zuiver
|
gekuist; kuis
|
claro
|
kuis; net; rein; schoon
|
'tuurlijk; aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; allicht; begrepen; begrijpelijk; bevatbaar; bevattelijk; bijgevolg; blank; bleek; cru; direct; doorgrond; doorzien; duidelijk; dus; echt; eenduidig; flagrant; gevat; gewoonweg; helder; herkenbaar; heus; inzichtelijk; klaar; klaar als een klontje; klare; klinkklaar; licht; lichtgevend; logisch; lumineus; natuurlijk; niet donker; onbewimpeld; onbewolkt; ondubbelzinnig; ongelakt; onmiskenbaar; onomwonden; onontkomelijk; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; open; openhartig; openlijk; oprecht; overduidelijk; overzichtelijk; pips; pure; puur; recht door zee; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uiteraard; uitgeslapen; vanzelfsprekend; verhelderend; verstaanbaar; vrij; vrijelijk; vrijuit; werkelijk; zeker; zo klaar als een klontje; zonder twijfel; zonneklaar; zuiver; zuivere
|
cuidado
|
kuis; net; rein; schoon
|
onderhouden; proper; schoon; sec; verzorgd; zindelijk
|
cándido
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
als een kind; argeloos; goedgelovig; lichtgelovig; naief; naïef; ongeveinsd; onnozel; onschuldig; oprecht; schuldeloos; schuldloos
|
decente
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
beschaafd; betamelijk; correct; decent; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwekkend; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; gepast; geschikt; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; kies; manierlijk; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; proper; respectabel; schoon; sec; tof; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zedig; zindelijk
|
higiénico
|
hygienisch; kuis; rein; schoon; zuiver
|
hygiënisch
|
honesto
|
kuis; net; rein; schoon
|
betamelijk; betrouwbaar; braaf; braafjes; degelijk; degelijke; deugdelijk; deugdzaam; echt; eerbaar; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; fideel; gedegen; geschikt; in hart en nieren; integer; keurig; kies; kuis; netjes; onbesproken; ongeveinsd; onkreukbaar; open; openhartig; oprecht; ordentelijk; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; respectabel; rondborstig; tof; trouwhartig; van goede hoedanigheid; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig
|
inmaculado
|
hygienisch; kuis; maagdelijk; net; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; schoon; vlekkeloos; zuiver
|
bacteriënvrij; gekuist; kiemvrij; kuis; onbesmet; onbezoedeld; vrij van ziektekiemen
|
inocente
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; vlekkeloos; zuiver
|
als een kind; argeloos; gevaarloos; naief; natuurlijk; naïef; ongedwongen; ongekunsteld; ongevaarlijk; onnozel; onschadelijk; onschuldig; schuldeloos; schuldloos
|
justo
|
kuis; net; rein; schoon
|
afgepast; billijk; contemplatief; correct; eerlijk; fair; ferm; fideel; fiks; flink; gegrond; geldig; gepast; gerechtvaardigd; geschikt; gewettigd; goed; juist; keurig; net aan; netjes; openhartig; oprecht; precies; rechtmatig; rechtvaardig; redelijk; rondborstig; schappelijk; stevig; terecht; trouwhartig; valide; wetmatig; wettig
|
limpio
|
hygienisch; kuis; net; onbevlekt; onschuldig; rein; schoon; vlekkeloos; zuiver
|
fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; keurig; netjes; onbesmet; onvermengd; onversneden; ordentelijk; proper; pure; schoon; sec; zindelijk; zorgvuldig; zuiver; zuivere
|
pulcro
|
kuis; maagdelijk; net; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; schoon; zuiver
|
correct; fatsoenlijk; keurig; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; sec
|
puro
|
kuis; maagdelijk; net; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; schoon; vlekkeloos; zuiver
|
baarlijk; blank; echt; eerlijk; fideel; gaaf; gewoonweg; klinkklaar; louter; maagdelijk; onaangeraakt; onbesmet; onbewimpeld; onbezwaard; ongelakt; ongerept; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onvervalst; onzinnig; openhartig; oprecht; pure; puur; rechttoe; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; trouwhartig; virginaal; zuiver; zuivere
|
púdico
|
hygienisch; kuis; net; rein; schoon; zuiver
|
|
virgen
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
gaaf; maagdelijk; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; ongerept; onverzwakt; puur; virginaal; zuiver
|