Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. ratificeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ratificeren (Nederlands) in het Spaans

ratificeren:

ratificeren werkwoord (ratificeer, ratificeert, ratificeerde, ratificeerden, geratificeerd)

  1. ratificeren
    aprobar; acreditar; ratificar; autorizar

Conjugations for ratificeren:

o.t.t.
  1. ratificeer
  2. ratificeert
  3. ratificeert
  4. ratificeren
  5. ratificeren
  6. ratificeren
o.v.t.
  1. ratificeerde
  2. ratificeerde
  3. ratificeerde
  4. ratificeerden
  5. ratificeerden
  6. ratificeerden
v.t.t.
  1. heb geratificeerd
  2. hebt geratificeerd
  3. heeft geratificeerd
  4. hebben geratificeerd
  5. hebben geratificeerd
  6. hebben geratificeerd
v.v.t.
  1. had geratificeerd
  2. had geratificeerd
  3. had geratificeerd
  4. hadden geratificeerd
  5. hadden geratificeerd
  6. hadden geratificeerd
o.t.t.t.
  1. zal ratificeren
  2. zult ratificeren
  3. zal ratificeren
  4. zullen ratificeren
  5. zullen ratificeren
  6. zullen ratificeren
o.v.t.t.
  1. zou ratificeren
  2. zou ratificeren
  3. zou ratificeren
  4. zouden ratificeren
  5. zouden ratificeren
  6. zouden ratificeren
en verder
  1. is geratificeerd
  2. zijn geratificeerd
diversen
  1. ratificeer!
  2. ratificeert!
  3. geratificeerd
  4. ratificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ratificeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aprobar instemmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acreditar ratificeren bekrachtigen; bestempelen; borg staan; certificeren; crediteren; instaan; merken; waarmerken
aprobar ratificeren aankopen; aanschaffen; aanstaan; akkoord gaan met; autoriseren; believen; bijvallen; billijken; erdoor komen; fiatteren; goeddunken; goedkeuren; goedvinden; halen; instemmen; kopen; pakken; permitteren; rugsteunen; steunen; toestaan; toestemmen in; toestemming verlenen; verkrijgen; verwerven
autorizar ratificeren akkoord gaan; autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; machtigen; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
ratificar ratificeren bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; toestemmen in; waarmerken