Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ransel (Nederlands) in het Spaans
ransel:
-
de ransel (knapzak)
Vertaal Matrix voor ransel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
barjuleta | knapzak; ransel | rugzak |
burjaca | knapzak; ransel | rugzak |
morral | knapzak; ransel | haverzak; jagerstas; rugzak; voederzak; voerzak |
Verwante woorden van "ransel":
ransel vorm van ranselen:
-
ranselen
Conjugations for ranselen:
o.t.t.
- ransel
- ranselt
- ranselt
- ranselen
- ranselen
- ranselen
o.v.t.
- ranselde
- ranselde
- ranselde
- ranselden
- ranselden
- ranselden
v.t.t.
- heb geranseld
- hebt geranseld
- heeft geranseld
- hebben geranseld
- hebben geranseld
- hebben geranseld
v.v.t.
- had geranseld
- had geranseld
- had geranseld
- hadden geranseld
- hadden geranseld
- hadden geranseld
o.t.t.t.
- zal ranselen
- zult ranselen
- zal ranselen
- zullen ranselen
- zullen ranselen
- zullen ranselen
o.v.t.t.
- zou ranselen
- zou ranselen
- zou ranselen
- zouden ranselen
- zouden ranselen
- zouden ranselen
en verder
- ben geranseld
- bent geranseld
- is geranseld
- zijn geranseld
- zijn geranseld
- zijn geranseld
diversen
- ransel!
- ranselt!
- geranseld
- ranselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ranselen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
batir | ranselen | beroeren; iemand raken; iemand treffen; inkloppen; klutsen; knuppelen; raken; roeren; treffen |
dar una paliza | ranselen | knuppelen |