Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- plan:
- plannen:
-
Wiktionary:
- plan → plan
- plan → agenda, programa, hoja de ruta, copia de plano, replanteo, plano de replanteo, plan, intención, fin, objetivo, finalidad, blanco, plano, mapa, proyecto, propósito
- plannen → calcular, planear, tener intención de
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor plan (Nederlands) in het Spaans
plan:
Vertaal Matrix voor plan:
Verwante woorden van "plan":
Synoniemen voor "plan":
Verwante definities voor "plan":
Wiktionary: plan
plan
Cross Translation:
noun
-
een voorgenomen handelswijze
- plan → plan
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plan | → agenda; programa | ↔ agenda — temporally organized plan |
• plan | → hoja de ruta | ↔ blueprint — any detailed plan of action |
• plan | → copia de plano | ↔ blueprint — any detailed technical drawing |
• plan | → replanteo; plano de replanteo | ↔ layout — map or a drawing of a construction site |
• plan | → plan | ↔ plan — set of intended actions |
• plan | → intención; fin; objetivo; finalidad; blanco | ↔ dessein — Intention d’exécuter quelque chose (sens général) |
• plan | → plano; plan; mapa | ↔ plan — À classer |
• plan | → proyecto; plano; plan | ↔ projet — dessein, idée de ce qu’on penser réaliser, conception des moyens qu’on croire utiles pour exécuter ce qu’on médite. |
• plan | → intención; propósito | ↔ propos — parole échanger dans la conversation. |
plan vorm van plannen:
-
plannen
-
plannen
Conjugations for plannen:
o.t.t.
- plan
- plant
- plant
- plannen
- plannen
- plannen
o.v.t.
- plande
- plande
- plande
- planden
- planden
- planden
v.t.t.
- heb gepland
- hebt gepland
- heeft gepland
- hebben gepland
- hebben gepland
- hebben gepland
v.v.t.
- had gepland
- had gepland
- had gepland
- hadden gepland
- hadden gepland
- hadden gepland
o.t.t.t.
- zal plannen
- zult plannen
- zal plannen
- zullen plannen
- zullen plannen
- zullen plannen
o.v.t.t.
- zou plannen
- zou plannen
- zou plannen
- zouden plannen
- zouden plannen
- zouden plannen
en verder
- ben gepland
- bent gepland
- is gepland
- zijn gepland
- zijn gepland
- zijn gepland
diversen
- plan!
- plant!
- gepland
- plannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor plannen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
planear | zweefvliegen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
planear | plannen | bedenken; fantaseren; indelen bij; planeren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zweefvliegen |
planificar | plannen | |
programar | plannen | programmeren |