Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. persoonlijk:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor persoonlijk (Nederlands) in het Spaans

persoonlijk:

persoonlijk bijvoeglijk naamwoord

  1. persoonlijk (subjectief)
    personal; subjetivo; relativamente; relativo

Vertaal Matrix voor persoonlijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personal arbeidskrachten; bediening; besturing; employees; mankracht; personeel; service; uitserveren; werknemers
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- particulier
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personal persoonlijk; subjectief autochtoon; besloten; eigenhandig; inheems; inlands; persoonsgebonden; privé; zelf
relativamente persoonlijk; subjectief betrekkelijk; naar verhouding; relatief
relativo persoonlijk; subjectief betrekkelijk; relatief; vergelijkend
subjetivo persoonlijk; subjectief

Verwante woorden van "persoonlijk":

  • persoonlijkheid, persoonlijker, persoonlijkere, persoonlijkst, persoonlijkste, persoonlijke

Synoniemen voor "persoonlijk":


Antoniemen van "persoonlijk":


Verwante definities voor "persoonlijk":

  1. van één persoon, niet van iedereen1
    • dit is het persoonlijke eigendom van Harry1

Wiktionary: persoonlijk

persoonlijk
adjective
  1. betrekking hebbend of uitgevoerd door de persoon zelf

Cross Translation:
FromToVia
persoonlijk en persona in person — actually present
persoonlijk en persona in the flesh — with one's own body and presence
persoonlijk personal personal — of or pertaining to a particular person
persoonlijk personal personnel — Qui est propre et particulier à chaque personne.