Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
apartamento
|
huis; pand; perceel
|
appartement; commune; flat; leefeenheid; leefgemeenschap; wooneenheid; woongemeenschap; woongroep
|
casa
|
bouwwerk; gebouw; huis; pand; perceel
|
bedrijf; bouwsel; concern; dynastie; familie; geslacht; huis; onderneming; residentie; stamhuis; thuis; verblijf; woning; woonhuis
|
caución
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
borgsom
|
complexión
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwsel; constitutie; lichaamsbouw
|
construcción
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
aanleggen; assemblage; assembleren; bouw; bouwsector; bouwsel; combinatie; constructie; fabricage; montage; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; samenvoeging; structuur; systeem
|
cultivo
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; aanplanten; aanplanting; beplanting; bouwsel; culture; cultuur; doen voorttelen; fok; fokken; fokkerij; gebroed; gespuis; gewas; kweek; kweken; plant; plantage; planten; poten; reproductie; teelgewas; teelt; telen; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting
|
dita
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
|
edificación
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bebouwing; bouwsel
|
edificio
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwsel; bouwterrein; gebied; gebouw; kavel; perceel; terrein
|
estatura
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwsel; deel; figuur; fractie; gedaante; gedeelte; gestalte; groot en dik stuk; homp; hoogte; lichaamslengte; lichaamspostuur; part; postuur; schim; stuk; vorm
|
estructura
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bestel; bouw; bouwsel; combinatie; constructie; deftigheid; distinctie; frame; gedistingeerdheid; geraamte; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; raamwerk; samengesteld geheel; samenstel; samenstelling; skelet; structuur; systeem; voornaamheid; welgemanierdheid
|
faldón
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwsel; jaspand; onderrok
|
fianza
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
borgsom; borgtocht; onderpand; securiteit; waarborgsom
|
finca
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
boerderij; boerenerf; boerenhoeve; boerenhofstede; bouwsel; bouwterrein; buitenhuis; buitenverblijf; erf; gebied; heem; hoeve; hof; kavel; landhuis; perceel; terrein
|
garantía
|
borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
borgtocht; garantie; garantiebewijs; gewisheid; gratis service; onderpand; securiteit; stelligheid; vastheid; vastigheid; vrijwaring; waarborgsom; zekerheid; zekerheidstelling
|
habitación
|
huis; pand; perceel
|
accommodatie; behuizing; bewoning; herberg; hotel; huisvesting; kwartier; onderbrenging; onderdak; onderkomen; pension; tehuis; verblijfplaats
|
inmueble
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwsel; onroerend goed; vastgoed
|
lote
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
batch; deel; fractie; gedeelte; hoeveelheid; part; partij; stuk
|
parcela
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwterrein; gebied; gevecht; kamp; kavel; perceel; strijd; terrein; worsteling
|
prenda
|
borg; bouwwerk; cautie; garantie; gebouw; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
|
bouwsel; garantie; gratis service
|
solar
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwgrond; bouwterrein
|
talla
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
afmeting; bouwsel; dimensie; figuur; formaat; gedaante; gestalte; grootte; lichaamslengte; lichaamspostuur; maat; mate; omvang; postuur; uiterlijk; vorm
|
terreno de construcción
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwgrond; bouwterrein
|
terreno edificable
|
bouwwerk; gebouw; pand
|
bouwgrond; bouwterrein
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
solar
|
|
zonne-
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
inmueble
|
|
immobiel; onbeweeglijk; onroerend
|