Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- overzetten:
-
Wiktionary:
- overzetten → transferir, traducir
- overzetten → traducir, cruzar, atravesar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor overzetten (Nederlands) in het Spaans
overzetten:
-
overzetten (transponeren)
trasladar; transferir; trasvasar; transponer-
trasladar werkwoord
-
transferir werkwoord
-
trasvasar werkwoord
-
transponer werkwoord
-
-
overzetten (vertalen; translateren; vertolken)
traducir; interpretar; hacerse eco de; expresar; reproducir; reflejar-
traducir werkwoord
-
interpretar werkwoord
-
hacerse eco de werkwoord
-
expresar werkwoord
-
reproducir werkwoord
-
reflejar werkwoord
-
Conjugations for overzetten:
o.t.t.
- zet over
- zet over
- zet over
- zetten over
- zetten over
- zetten over
o.v.t.
- zette over
- zette over
- zette over
- zetten over
- zetten over
- zetten over
v.t.t.
- heb overgezet
- hebt overgezet
- heeft overgezet
- hebben overgezet
- hebben overgezet
- hebben overgezet
v.v.t.
- had overgezet
- had overgezet
- had overgezet
- hadden overgezet
- hadden overgezet
- hadden overgezet
o.t.t.t.
- zal overzetten
- zult overzetten
- zal overzetten
- zullen overzetten
- zullen overzetten
- zullen overzetten
o.v.t.t.
- zou overzetten
- zou overzetten
- zou overzetten
- zouden overzetten
- zouden overzetten
- zouden overzetten
en verder
- ben overgezet
- bent overgezet
- is overgezet
- zijn overgezet
- zijn overgezet
- zijn overgezet
diversen
- zet over!
- zet over!
- overgezet
- overzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor overzetten:
Wiktionary: overzetten
overzetten
Cross Translation:
verb
-
van het ene systeem naar het andere systeem brengen
- overzetten → transferir
-
zie vertalen
- overzetten → traducir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overzetten | → traducir | ↔ translate — to change text from one language to another |
• overzetten | → cruzar; atravesar | ↔ übersetzen — (intransitiv) mit einer Fähre von einem Gewässerufer zum anderen fahren |
• overzetten | → traducir | ↔ traduire — Faire la traduction d’un texte ou de paroles ou de tout document depuis une langue vers une autre langue. |