Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overval (Nederlands) in het Spaans

overval:

overval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de overval
    el ataque; la correría; el asalto; la redada; la rapiña; la idea; la incursión; la batida; la invasión; la incursiones; el merodeo; la razia; el ataque masivo

Vertaal Matrix voor overval:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asalto overval aanval; attaque; bankoverval; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop; straatroof
ataque overval aanval; apoplexie; attaque; beroerte; bestorming; hersenbloeding; offensief; run; stormaanval; stormloop; valwind
ataque masivo overval oploopje; samenkomst; toeloop
batida overval
correría overval rooftocht; strooptocht
idea overval bedoeling; beduidenis; beduiding; begrip; benul; besef; betekenis; bewustzijn; denkbeeld; doorzicht; fantasie; gedachte; gezichtspunt; gezindheid; idee; intelligentie; interpretatie; inzicht; lezing; mening; mentale voorstelling; notie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; pienterheid; schranderheid; slimheid; standpunt; vaststaande mening; verbeelding; visie; zienswijze
incursiones overval
incursión overval inval; politie-inval; rooftocht; strooptocht
invasión overval inval; invasie; overweldiging; politie-inval; verovering
merodeo overval
rapiña overval beroving; roof
razia overval klopjacht; razzia
redada overval inval; klopjacht; politie-inval; razzia

Verwante woorden van "overval":


Verwante definities voor "overval":

  1. onverwachte aanval1
    • er is een overval gepleegd op de benzinepomp1

overvallen:

overvallen werkwoord (overval, overvalt, overviel, overvielen, overvallen)

  1. overvallen (attaqueren; aanvallen; bestormen)
    atacar; agredir; acometer; asaltar
  2. overvallen (overrompelen)

Conjugations for overvallen:

o.t.t.
  1. overval
  2. overvalt
  3. overvalt
  4. overvallen
  5. overvallen
  6. overvallen
o.v.t.
  1. overviel
  2. overviel
  3. overviel
  4. overvielen
  5. overvielen
  6. overvielen
v.t.t.
  1. heb overvallen
  2. hebt overvallen
  3. heeft overvallen
  4. hebben overvallen
  5. hebben overvallen
  6. hebben overvallen
v.v.t.
  1. had overvallen
  2. had overvallen
  3. had overvallen
  4. hadden overvallen
  5. hadden overvallen
  6. hadden overvallen
o.t.t.t.
  1. zal overvallen
  2. zult overvallen
  3. zal overvallen
  4. zullen overvallen
  5. zullen overvallen
  6. zullen overvallen
o.v.t.t.
  1. zou overvallen
  2. zou overvallen
  3. zou overvallen
  4. zouden overvallen
  5. zouden overvallen
  6. zouden overvallen
en verder
  1. ben overvallen
  2. bent overvallen
  3. is overvallen
  4. zijn overvallen
  5. zijn overvallen
  6. zijn overvallen
diversen
  1. overval!
  2. overvalt!
  3. overvallen
  4. overvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overvallen bijvoeglijk naamwoord

  1. overvallen (overkomen)
    ocurrido

Vertaal Matrix voor overvallen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer aantasten; aanvallen; attaqueren; bekruipen; besluipen
atacar aantasten; aanvallen; attaqueren; een uitval doen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer aanvallen; attaqueren; bestormen; overrompelen; overvallen doordrijven; dwingen; forceren; iemand overvallen met iets; inhakken; inhouwen; verrassen
agredir aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen belegeren
asaltar aanvallen; attaqueren; bestormen; overrompelen; overvallen afstormen op; belegeren; beroven; binnenspringen; doordrijven; geweld gebruiken; iemand overvallen met iets; roven; verrassen; zich aan iemand vergrijpen
atacar aanvallen; attaqueren; bestormen; overvallen aanvechten; afsluiten; belegeren; bestrijden; betwisten; dichtdoen; doordrijven; geweld gebruiken; grijpen; onteren; ontwijden; schofferen; sluiten; toedoen; toemaken; toeslaan
atracar overrompelen; overvallen doordrijven; geweld gebruiken; iemand overvallen met iets; schofferen; verrassen
coger de sorpresa overrompelen; overvallen
sorprender overrompelen; overvallen afluisteren; afsteken; betrappen; eruit springen; frapperen; iemand overvallen met iets; iets onverwachts doen; in het oog lopen; opvallen; snappen; uitspringen; uitsteken; verrassen
tomar desprevenido overrompelen; overvallen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ocurrido overkomen; overvallen voorgevallen

Verwante woorden van "overvallen":


Wiktionary: overvallen

overvallen
verb
  1. bij verrassing iemand belagen of overweldigen

Cross Translation:
FromToVia
overvallen atracar mug — to assault for the purpose of robbery

Computer vertaling door derden: