Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aprender
|
|
bekwamen; blokken; leren; studeren
|
atender
|
|
gehoor; gevolg; gevolg geven aan; klaarstaan
|
comprender
|
|
begrijpen; behelzen; inhouden; inzicht; snappen; vatten
|
entender
|
|
begrijpen; inzicht
|
escuchar
|
|
horen; luisteren
|
saber
|
|
handigheid; kneep; kunde; kundigheid; kunst; toer; truc
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acceder
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
aankomen; afgeven; akkoord gaan; arriveren; beamen; betreden; bevestigen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; doordringen; erbij voegen; erop achteruitgaan; geld inleveren; goed vinden; gunnen; iets toekennen; ingaan; inleveren; instemmen; invoegen; onderschrijven; overgaan op nieuwe rijbaan; overhandigen; penetreren; staven; toebedelen; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toevoegen; toewijzen
|
acceder a
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
akkoord gaan; gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; instemmen; inwilligen; toebedelen; toekennen; toestaan; toewijzen; vergunnen
|
aprender
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
aanleren; blokken; eigen maken; gunnen; horen; iets leren; iets toekennen; instuderen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; onderwijzen; oppikken; opsteken; studeren; te horen krijgen; toebedelen; toekennen; toewijzen; vernemen; verwerven
|
atender
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
aandachtig luisteren; aanhoren; afrekenen; assisteren; beantwoorden; bedienen; belonen; betalen; bezoldigen; bijspringen; bijstaan; dokken; gehoorzamen; handreiken; helpen; honoreren; iemand vervangen; knoppen bedienen; lonen; luisteren; ondersteunen; opletten; salariëren; seconderen; serveren; toehoren; toeluisteren; verplegen; verzorgen; weldoen; zorg dragen; zorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
|
atender a
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
aandachtig luisteren; behandelen; gehoorzamen; gunnen; iets toekennen; luisteren; opletten; toebedelen; toekennen; toeluisteren; toewijzen; verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
|
chequear
|
examineren; overhoren; testen; toetsen
|
|
comprender
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
begrijpen; behelzen; beseffen; betrappen; bevatten; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inhouden; inzien; kennen; met het verstand vatten; omvatten; onderkennen; realiseren; snappen; verstaan
|
comprobar
|
examineren; overhoren; testen; toetsen
|
aantonen; afwegen; bepalen; beproeven; bewijzen; checken; constateren; controleren; determineren; diepte bepalen; doorvorsen; inschatten; kalibreren; keuren; meten; nagaan; nakijken; narekenen; naspeuren; nasporen; natellen; natrekken; onderzoeken; opmeten; peilen; schatten; staven; testen; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
|
cumplir con
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
bedekken; bekleden; gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; inwilligen; naleven; overtrekken; toebedelen; toekennen; toestaan; toewijzen; vergunnen
|
dar
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; draaien; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; iets toekennen; ingeven; meegeven; meesturen; meezenden; overgeven; overhandigen; ronddelen; schenken; toebedelen; toebrengen; toekennen; toesteken; toewijzen; uitkeren; uitreiken; verdelen; verlenen; verschaffen; verstrekken; wenden; zwenken
|
deber de ser
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
|
encuestar
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
|
entender
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
begrijpen; beseffen; betrappen; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inleven; invoelen; inzien; kennen; meeleven; met het verstand vatten; onderkennen; opvatten; realiseren; snappen; verstaan; voelen
|
enterarse
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
achterhalen; horen; poolshoogte nemen; te horen krijgen; te weten komen; uitvinden; vernemen
|
escuchar
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
aandachtig luisteren; aanhoren; beluisteren; gehoorzamen; geluid waarnemen; horen; luisteren; opletten; toehoren; toeluisteren
|
examinar
|
examineren; ondervragen; overhoren; testen; toetsen; uithoren; uitvragen; verhoren
|
aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; overdenken; overwegen; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; uitproberen; vorsen
|
hacer una prueba escrita
|
examineren; overhoren; testen; toetsen
|
|
interrogar
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
doorvragen; doorzagen; interpelleren; uitvragen
|
investigar
|
examineren; overhoren; testen; toetsen
|
aftasten; bestuderen; bevoelen; doorvorsen; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; speuren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verkennen; vorsen
|
oír
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
verstaan
|
reconocer
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
afgeven; aftasten; beamen; beseffen; bevestigen; controleren; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; examineren; gunnen; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inspecteren; inzien; keuren; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; onderschrijven; onderzoeken; overhandigen; realiseren; restaureren; schouwen; staven; toebedelen; toekennen; toewijzen; vereenzelvigen; verkennen
|
saber
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
gunnen; iets toekennen; in staat zijn; kennen; kunnen; op de hoogte zijn; toebedelen; toekennen; toewijzen; vermogen; weten
|
ser de
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
behoren; behoren bij; behoren tot; gunnen; iets toekennen; thuishoren; toebedelen; toebehoren; toebehoren aan; toekennen; toewijzen; zijn van
|
someter a prueba
|
examineren; overhoren; testen; toetsen
|
beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; testen; uitproberen
|
tomar declaración a
|
ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren
|
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
examinar
|
|
bladeren; browsen; zoeken
|