Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. overhevelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overhevelen (Nederlands) in het Spaans

overhevelen:

overhevelen werkwoord (hevel over, hevelt over, hevelde over, hevelden over, overgeheveld)

  1. overhevelen (overtappen)

Conjugations for overhevelen:

o.t.t.
  1. hevel over
  2. hevelt over
  3. hevelt over
  4. hevelen over
  5. hevelen over
  6. hevelen over
o.v.t.
  1. hevelde over
  2. hevelde over
  3. hevelde over
  4. hevelden over
  5. hevelden over
  6. hevelden over
v.t.t.
  1. heb overgeheveld
  2. hebt overgeheveld
  3. heeft overgeheveld
  4. hebben overgeheveld
  5. hebben overgeheveld
  6. hebben overgeheveld
v.v.t.
  1. had overgeheveld
  2. had overgeheveld
  3. had overgeheveld
  4. hadden overgeheveld
  5. hadden overgeheveld
  6. hadden overgeheveld
o.t.t.t.
  1. zal overhevelen
  2. zult overhevelen
  3. zal overhevelen
  4. zullen overhevelen
  5. zullen overhevelen
  6. zullen overhevelen
o.v.t.t.
  1. zou overhevelen
  2. zou overhevelen
  3. zou overhevelen
  4. zouden overhevelen
  5. zouden overhevelen
  6. zouden overhevelen
en verder
  1. ben overgeheveld
  2. bent overgeheveld
  3. is overgeheveld
  4. zijn overgeheveld
  5. zijn overgeheveld
  6. zijn overgeheveld
diversen
  1. hevel over!
  2. hevelt over!
  3. overgeheveld
  4. overhevelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overhevelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
llevar de un barril a otro overhevelen; overtappen
transferir overhevelen; overtappen anders boeken; delegeren; disloqueren; geld overmaken; gireren; overboeken; overbrengen; overdragen; overplaatsen; overschrijven; overzenden; overzetten; per postgiro betalen; roeren; standplaats veranderen; transponeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
transponer overhevelen; overtappen overzetten; transponeren
trasladar overhevelen; overtappen brengen; demonteren; disloqueren; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; ontmantelen; onttakelen; overzetten; roeren; transponeren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; wegleiden; wegvoeren
trasvasar overhevelen; overtappen overgieten; overschenken; overstorten; overzetten; transponeren

Wiktionary: overhevelen


Cross Translation:
FromToVia
overhevelen transferir; trasladar transférertransporter, porter quelque chose d’un lieu à un autre, faire passer d’un lieu à un autre.