Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- overheersend:
- overheersen:
-
Wiktionary:
- overheersen → predominar, prevalecer
- overheersen → dominar, aventajar, superar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor overheersend (Nederlands) in het Spaans
overheersend:
-
overheersend (bazig)
autoritario; mandón; predominante; imperativo; dominante; imperioso; perentorio; prevaleciente-
autoritario bijvoeglijk naamwoord
-
mandón bijvoeglijk naamwoord
-
predominante bijvoeglijk naamwoord
-
imperativo bijvoeglijk naamwoord
-
dominante bijvoeglijk naamwoord
-
imperioso bijvoeglijk naamwoord
-
perentorio bijvoeglijk naamwoord
-
prevaleciente bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor overheersend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dominante | overhand | |
imperativo | gebiedende wijs; imperatief | |
prevaleciente | overhand | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
autoritario | bazig; overheersend | autoritair; dwingend; gebiedend; gelastend; heerszuchtig; imperatief; vereisend |
dominante | bazig; overheersend | heersend; heerszuchtig; regerend |
imperativo | bazig; overheersend | bevelend; bindende; dwingend; gebiedend; gelastend; heerszuchtig; imperatief; vereisend |
imperioso | bazig; overheersend | belerend; dwingend; frikkerig; gebiedend; geboden; gelastend; heerszuchtig; imperatief; ingebeeld; pedant; schoolmeesterachtig; vereisend; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen |
mandón | bazig; overheersend | |
perentorio | bazig; overheersend | heerszuchtig |
predominante | bazig; overheersend | heerszuchtig |
prevaleciente | bazig; overheersend | heerszuchtig |
overheersen:
-
overheersen (machtiger zijn; beheersen; onderwerpen; heersen over)
-
overheersen (gezaghebben; regeren; heersen; macht uitoefenen)
imperar; dominar; reinar; prevalecer; ejercer el poder; predominar-
imperar werkwoord
-
dominar werkwoord
-
reinar werkwoord
-
prevalecer werkwoord
-
ejercer el poder werkwoord
-
predominar werkwoord
-
-
overheersen (domineren; de overhand hebben)
Conjugations for overheersen:
o.t.t.
- overheers
- overheerst
- overheerst
- overheersen
- overheersen
- overheersen
o.v.t.
- overheerste
- overheerste
- overheerste
- overheersten
- overheersten
- overheersten
v.t.t.
- heb overheerst
- hebt overheerst
- heeft overheerst
- hebben overheerst
- hebben overheerst
- hebben overheerst
v.v.t.
- had overheerst
- had overheerst
- had overheerst
- hadden overheerst
- hadden overheerst
- hadden overheerst
o.t.t.t.
- zal overheersen
- zult overheersen
- zal overheersen
- zullen overheersen
- zullen overheersen
- zullen overheersen
o.v.t.t.
- zou overheersen
- zou overheersen
- zou overheersen
- zouden overheersen
- zouden overheersen
- zouden overheersen
en verder
- ben overheerst
- bent overheerst
- is overheerst
- zijn overheerst
- zijn overheerst
- zijn overheerst
diversen
- overheers!
- overheerst!
- overheerst
- overheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor overheersen:
Verwante definities voor "overheersen":
Wiktionary: overheersen
overheersen
Cross Translation:
verb
-
de macht uitoefenen over een ander volk
- overheersen → predominar; prevalecer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overheersen | → dominar; aventajar; superar | ↔ dominer — commander souverainement, avoir une puissance absolue. |
Computer vertaling door derden: