Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opwellen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opwellen (Nederlands) in het Spaans

opwellen:

opwellen werkwoord (wel op, welt op, welde op, welden op, opgeweld)

  1. opwellen (opborrelen)
    bullir; borbotear; borbollar
  2. opwellen (in het hoofd opkomen)
    surgir; manar

Conjugations for opwellen:

o.t.t.
  1. wel op
  2. welt op
  3. welt op
  4. wellen op
  5. wellen op
  6. wellen op
o.v.t.
  1. welde op
  2. welde op
  3. welde op
  4. welden op
  5. welden op
  6. welden op
v.t.t.
  1. ben opgeweld
  2. bent opgeweld
  3. is opgeweld
  4. zijn opgeweld
  5. zijn opgeweld
  6. zijn opgeweld
v.v.t.
  1. was opgeweld
  2. was opgeweld
  3. was opgeweld
  4. waren opgeweld
  5. waren opgeweld
  6. waren opgeweld
o.t.t.t.
  1. zal opwellen
  2. zult opwellen
  3. zal opwellen
  4. zullen opwellen
  5. zullen opwellen
  6. zullen opwellen
o.v.t.t.
  1. zou opwellen
  2. zou opwellen
  3. zou opwellen
  4. zouden opwellen
  5. zouden opwellen
  6. zouden opwellen
diversen
  1. wel op!
  2. welt op!
  3. opgeweld
  4. opwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opwellen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. opwellen
    el brote
    • brote [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor opwellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brote opwellen jonge plant; loot; plantestekje; rank; scheut; schoot; spruit; stek; stekje; uitloper
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borbollar opborrelen; opwellen
borbotear opborrelen; opwellen op vuur pruttelen; pruttelen; sakkeren; smoren; stoffen; sudderen
bullir opborrelen; opwellen aan de kook raken; koken van woede; kookpunt bereiken; zieden
manar in het hoofd opkomen; opwellen
surgir in het hoofd opkomen; opwellen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; boven water komen; bovenkomen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; in de lucht omhoogstijgen; invallen; naar binnen vallen; omhooggaan; omhoogkomen; ontstaan; opdiepen; opdoemen; opduiken; opkomen voor; oprijzen; opstijgen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; van de bodem ophalen; vermeerderen; verrijzen; voortkomen; weer verschijnen