Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opvolgen (Nederlands) in het Spaans
opvolgen:
-
opvolgen (volgen; navolgen)
seguir; cumplir; suceder; ir tras de-
seguir werkwoord
-
cumplir werkwoord
-
suceder werkwoord
-
ir tras de werkwoord
-
Conjugations for opvolgen:
o.t.t.
- volg op
- volgt op
- volgt op
- volgen op
- volgen op
- volgen op
o.v.t.
- volgde op
- volgde op
- volgde op
- volgden op
- volgden op
- volgden op
v.t.t.
- heb opgevolgd
- hebt opgevolgd
- heeft opgevolgd
- hebben opgevolgd
- hebben opgevolgd
- hebben opgevolgd
v.v.t.
- had opgevolgd
- had opgevolgd
- had opgevolgd
- hadden opgevolgd
- hadden opgevolgd
- hadden opgevolgd
o.t.t.t.
- zal opvolgen
- zult opvolgen
- zal opvolgen
- zullen opvolgen
- zullen opvolgen
- zullen opvolgen
o.v.t.t.
- zou opvolgen
- zou opvolgen
- zou opvolgen
- zouden opvolgen
- zouden opvolgen
- zouden opvolgen
en verder
- ben opgevolgd
- bent opgevolgd
- is opgevolgd
- zijn opgevolgd
- zijn opgevolgd
- zijn opgevolgd
diversen
- volg op!
- volgt op!
- opgevolgd
- opvolgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze