Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- opsieren:
-
Wiktionary:
- opsieren → adornar, decorar, ornamentar, evitar, rehuir
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opsieren (Nederlands) in het Spaans
opsieren:
-
opsieren (verfraaien; opsmukken; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opschikken; tooien)
engalanar; embellecer; adornar; ataviar; embellecerse-
engalanar werkwoord
-
embellecer werkwoord
-
adornar werkwoord
-
ataviar werkwoord
-
embellecerse werkwoord
-
-
opsieren (zich mooi maken; opsmukken; tooien; zich opsmukken)
ataviar; aliñar; acicalar; emperifollar-
ataviar werkwoord
-
aliñar werkwoord
-
acicalar werkwoord
-
emperifollar werkwoord
-
Conjugations for opsieren:
o.t.t.
- sier op
- siert op
- siert op
- sieren op
- sieren op
- sieren op
o.v.t.
- sierde op
- sierde op
- sierde op
- sierden op
- sierden op
- sierden op
v.t.t.
- heb opgesierd
- hebt opgesierd
- heeft opgesierd
- hebben opgesierd
- hebben opgesierd
- hebben opgesierd
v.v.t.
- had opgesierd
- had opgesierd
- had opgesierd
- hadden opgesierd
- hadden opgesierd
- hadden opgesierd
o.t.t.t.
- zal opsieren
- zult opsieren
- zal opsieren
- zullen opsieren
- zullen opsieren
- zullen opsieren
o.v.t.t.
- zou opsieren
- zou opsieren
- zou opsieren
- zouden opsieren
- zouden opsieren
- zouden opsieren
en verder
- ben opgesierd
- bent opgesierd
- is opgesierd
- zijn opgesierd
- zijn opgesierd
- zijn opgesierd
diversen
- sier op!
- siert op!
- opgesierd
- opsierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opsieren (versieringen aanbrengen; decoreren; versieren; opsmukken)
-
opsieren (opschikken)
-
opsieren (zich mooi maken; opsmukken)
Vertaal Matrix voor opsieren:
Wiktionary: opsieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opsieren | → adornar; decorar | ↔ verzieren — (transitiv) mit Zierrat versehen; mit schmückenden Elementen ausgestalten |
• opsieren | → decorar; adornar; ornamentar | ↔ décorer — orner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture. |
• opsieren | → adornar; ornamentar | ↔ orner — parer, embellir une chose, y ajouter, y joindre d’autres choses qui lui donnent plus d’éclat, plus d’agrément. |
• opsieren | → adornar; ornamentar; evitar; rehuir | ↔ parer — Traductions à trier suivant le sens |