Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oppassen (Nederlands) in het Spaans

oppassen:

oppassen werkwoord (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)

  1. oppassen (voorzichtig zijn; uitkijken)
  2. oppassen (uitkijken voor; opletten)

Conjugations for oppassen:

o.t.t.
  1. pas op
  2. past op
  3. past op
  4. passen op
  5. passen op
  6. passen op
o.v.t.
  1. paste op
  2. paste op
  3. paste op
  4. pasten op
  5. pasten op
  6. pasten op
v.t.t.
  1. heb opgepast
  2. hebt opgepast
  3. heeft opgepast
  4. hebben opgepast
  5. hebben opgepast
  6. hebben opgepast
v.v.t.
  1. had opgepast
  2. had opgepast
  3. had opgepast
  4. hadden opgepast
  5. hadden opgepast
  6. hadden opgepast
o.t.t.t.
  1. zal oppassen
  2. zult oppassen
  3. zal oppassen
  4. zullen oppassen
  5. zullen oppassen
  6. zullen oppassen
o.v.t.t.
  1. zou oppassen
  2. zou oppassen
  3. zou oppassen
  4. zouden oppassen
  5. zouden oppassen
  6. zouden oppassen
diversen
  1. pas op!
  2. past op!
  3. opgepast
  4. oppassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oppassen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het oppassen (attentie; uitkijken)
    la atención

Vertaal Matrix voor oppassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atención attentie; oppassen; uitkijken aandacht; aanschouwen; attentie; observeren; oplettendheid; opmerkzaamheid; zien
prestar atención aandacht verenigen; concentratie; geconcentreerdheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andar con cuidado oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
poner atención opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn aandacht erbij houden; aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren
prestar atención opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn aandacht erbij houden; aandachtig luisteren; bij de les blijven; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toekijken; toeluisteren; toezien
tener cuidado opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn aandachtig luisteren; gehoorzamen; luisteren; op zijn hoede zijn; opletten; oppassen voor gevaar; toeluisteren; uitkijken
- opletten; uitkijken

Verwante woorden van "oppassen":


Synoniemen voor "oppassen":


Verwante definities voor "oppassen":

  1. je aandacht erbij houden1
    • je moet goed oppassen, anders val je1
  2. toezicht op een kind houden1
    • wil je vanavond oppassen als wij naar de film gaan?1

Wiktionary: oppassen


Cross Translation:
FromToVia
oppassen tener cuidado watch out — to use caution
oppassen vigilar surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.

oppas:

oppas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de oppas (kinderoppas; babyoppas; babysitter)
    la cuidadora de niños; el canguro

Vertaal Matrix voor oppas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
canguro babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas kangoeroe
cuidadora de niños babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas

Verwante woorden van "oppas":


Wiktionary: oppas


Cross Translation:
FromToVia
oppas niñera; canguro; china baby-sitter — Garde de bébé ou d’enfant

Verwante vertalingen van oppassen