Nederlands
Uitgebreide vertaling voor oploop (Nederlands) in het Spaans
oploop:
-
de oploop
Vertaal Matrix voor oploop:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
algarada | oploop | |
apelotonamiento | oploop | |
barullo | oploop | donderslagen; drukte; gedoe; gedonder; gedonderjaag; gedrang; geravot; gestoei; heisa; herrie; kabaal; lawaai; leven; luidruchtigheid; omhaal; rumoer; soepzootje; spektakel; stoeierij; stoeipartij; toeloop; toestand; toevloed |
Verwante woorden van "oploop":
oploop vorm van oplopen:
-
oplopen (onverlangd krijgen; opdoen)
adquirir; incurrir en; coger; sufrir-
adquirir werkwoord
-
incurrir en werkwoord
-
coger werkwoord
-
sufrir werkwoord
-
Conjugations for oplopen:
o.t.t.
- loop op
- loopt op
- loopt op
- lopen op
- lopen op
- lopen op
o.v.t.
- liep op
- liep op
- liep op
- liepen op
- liepen op
- liepen op
v.t.t.
- heb opgelopen
- hebt opgelopen
- heeft opgelopen
- hebben opgelopen
- hebben opgelopen
- hebben opgelopen
v.v.t.
- had opgelopen
- had opgelopen
- had opgelopen
- hadden opgelopen
- hadden opgelopen
- hadden opgelopen
o.t.t.t.
- zal oplopen
- zult oplopen
- zal oplopen
- zullen oplopen
- zullen oplopen
- zullen oplopen
o.v.t.t.
- zou oplopen
- zou oplopen
- zou oplopen
- zouden oplopen
- zouden oplopen
- zouden oplopen
en verder
- ben opgelopen
- bent opgelopen
- is opgelopen
- zijn opgelopen
- zijn opgelopen
- zijn opgelopen
diversen
- loop op!
- loopt op!
- opgelopen
- oplopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze