Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgewekt (Nederlands) in het Spaans

opgewekt:

opgewekt bijvoeglijk naamwoord

  1. opgewekt (vrolijk; blijmoedig; levendig; )
    alegre
    • alegre bijvoeglijk naamwoord
  2. opgewekt (vrolijk; blij; blijmoedig; opgetogen; blijgestemd)
    alegre; vivo; contento; animado
  3. opgewekt (monter; vrolijk; levendig; )
    alegre; entusiasta; optimista; de buen humor
  4. opgewekt (blijmoedig)
    de buen humor; alegre; alegremente
  5. opgewekt (goedgeluimd; goedgehumeurd; welgemoed; welgestemd)
    vivamente; vivo; animado; alegremente; suscitado; de buen humor; alegre; contento; optimista
  6. opgewekt (opgetogen)
    no caber en sí de alegría; rebosante de alegría; alegre; entusiasta; extasiado; muy contento

Vertaal Matrix voor opgewekt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contento bevrediging; blijheid; blijmoedigheid; opgewektheid; satisfactie; voldoening; vrolijkheid
entusiasta enthousiasteling
optimista optimist
vivo vluggerd
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
optimista blij; blijmoedig; dartel; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk; welgemoed; welgestemd optimistisch
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alegre blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; goedgehumeurd; goedgeluimd; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig bevredigd; bezet; blij; druk; drukbezet; fleurig; frivool; geagiteerd; genoeg; goed geluimd; goedlachs; heugelijk; heuglijk; hooggekleurd; hups; jolig; kleurrijk; levendig; lichtzinnig; losbandig; losjes; luchthartig; luchtig; speels; tevreden; uitgelaten; verblijd; verblijdend; vergenoegd; verheugd; verhit; verzadigd; voldaan; vrolijk; welgestemd; wuft
alegremente blijmoedig; goedgehumeurd; goedgeluimd; opgewekt; welgemoed; welgestemd goed geluimd; welgestemd
animado blij; blijgestemd; blijmoedig; goedgehumeurd; goedgeluimd; opgetogen; opgewekt; vrolijk; welgemoed; welgestemd actief; bedrijvig; beweeglijk; bezet; bezig; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; goed geluimd; levendig; opgekikkerd; opgeknapt; opgemonterd; opgevrolijkt; verhit; vief; vol fut; welgestemd
contento blij; blijgestemd; blijmoedig; goedgehumeurd; goedgeluimd; opgetogen; opgewekt; vrolijk; welgemoed; welgestemd bevredigd; blij; gelukkig; gelukkig gestemd; genoeg; jubelend; juichend; tevreden; verblijd; vergenoegd; verheugd; verzadigd; voldaan; voorspoedig
de buen humor blij; blijmoedig; dartel; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk; welgemoed; welgestemd bezet; druk; drukbezet; gelukkig gestemd; goed geluimd; goedgezind; gunstig gezind; welgestemd; welgezind
entusiasta blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk bevlogen; bevredigd; bezield; dolblij; enthousiast; fervent; geestdriftig; genoeg; gloedvol; hartelijk; inblij; minnelijk; ontzettend blij; ovationeel; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vriendelijk; vurig
extasiado opgetogen; opgewekt dolblij; inblij; ontzettend blij
muy contento opgetogen; opgewekt dolblij; inblij; ontzettend blij
no caber en sí de alegría opgetogen; opgewekt
rebosante de alegría opgetogen; opgewekt glanzend
suscitado goedgehumeurd; goedgeluimd; opgewekt; welgemoed; welgestemd
vivamente goedgehumeurd; goedgeluimd; opgewekt; welgemoed; welgestemd
vivo blij; blijgestemd; blijmoedig; goedgehumeurd; goedgeluimd; opgetogen; opgewekt; vrolijk; welgemoed; welgestemd achterbaks; actief; adrem; berekenend; bevredigd; beweeglijk; bezet; bij de pinken; bijdehand; bitter teleurgesteld; clever; doortrapt; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; felle; fleurig; geagiteerd; gebloemd; gehaaid; gemeen; geniepig; genoeg; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gis; gluiperig; goochem; in leven; kien; kittig; kleurrijk; leep; levend; levendig; listig; ongeblust; pienter; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; spits; stiekem; tevreden; uitgekookt; uitgeslapen; verbitterd; vergenoegd; verhit; verzadigd; voldaan

Verwante woorden van "opgewekt":

  • opgewektheid, opgewekter, opgewektere, opgewektst, opgewektste

Wiktionary: opgewekt


Cross Translation:
FromToVia
opgewekt activo actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir.
opgewekt vivo vif — Qui est en vie.
opgewekt alerta; atento vigilant — Qui veille avec attention.

opgewekt vorm van opwekken:

opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)

  1. opwekken (aandrijven; aansporen; stimuleren; prikkelen; opkrikken)
    incentivar; arrancar; estimular; impulsar; incitar; motivar; alentar; apuntalar; animar
  2. opwekken (verlevendigen; tot leven wekken; activeren; reanimeren; opleven)
    excitar; animar; inspirar; dar viveza a; entusiasmar
  3. opwekken (prikkelen; opwinden; stimuleren)
    excitar; incitar; estimular
  4. opwekken (stimuleren; aanmoedigen; activeren; oppeppen; bezielen)
    avivar; entusiasmar; provocar; animar; excitar; dar viveza a

Conjugations for opwekken:

o.t.t.
  1. wek op
  2. wekt op
  3. wekt op
  4. wekken op
  5. wekken op
  6. wekken op
o.v.t.
  1. wekte op
  2. wekte op
  3. wekte op
  4. wekten op
  5. wekten op
  6. wekten op
v.t.t.
  1. heb opgewekt
  2. hebt opgewekt
  3. heeft opgewekt
  4. hebben opgewekt
  5. hebben opgewekt
  6. hebben opgewekt
v.v.t.
  1. had opgewekt
  2. had opgewekt
  3. had opgewekt
  4. hadden opgewekt
  5. hadden opgewekt
  6. hadden opgewekt
o.t.t.t.
  1. zal opwekken
  2. zult opwekken
  3. zal opwekken
  4. zullen opwekken
  5. zullen opwekken
  6. zullen opwekken
o.v.t.t.
  1. zou opwekken
  2. zou opwekken
  3. zou opwekken
  4. zouden opwekken
  5. zouden opwekken
  6. zouden opwekken
en verder
  1. is opgewekt
  2. zijn opgewekt
diversen
  1. wek op!
  2. wekt op!
  3. opgewekt
  4. opwekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opwekken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. opwekken (instigeren)
    el instigar; el estimular

Vertaal Matrix voor opwekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animar aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen
arrancar aanslingeren; aanzwengelen; afdwingen; afrukken; losrukken; ontwringen
estimular instigeren; opwekken aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen
impulsar aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren; voortstuwen
incitar aanslingeren; aanzwengelen
instigar instigeren; opwekken
provocar aanrichten; provoceren; treiteren; uitlokken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alentar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; moed inspreken; motiveren; opbeuren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
animar aandrijven; aanmoedigen; aansporen; activeren; bezielen; opkrikken; opleven; oppeppen; opwekken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; blij maken; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; fleurig maken; iemand motiveren; iemand opstoken; inspireren; instigeren; motiveren; opbeuren; opfleuren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkalefateren; opknappen; oplappen; opmonteren; opruien; opstoken; opvijzelen; opvrolijken; opzetten; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; verkwikken; vrolijker worden
apuntalar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren dragen; met palen stutten; motiveren; ondersteunen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; schoren; schragen; steunen; stutten
arrancar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanvangen; afbedelen; afrukken; afscheuren; aftrekken; beginnen; ergens uitscheuren; gebrek hebben; iem. afdwingen; iemand van de plaats dringen; in werking stellen; inluiden; loskrijgen; losmaken; losrukken; losscheuren; lostornen; lostrekken; neerhalen; neersabelen; nijpen; ontrukken; onttrekken; ontworstelen; ontwringen; open krijgen; openkrijgen; opstarten; rooien; starten; tornen; uithalen; uitrukken; uitscheuren; uittrekken; van het lijf trekken; van start gaan; verdringen; wegrukken; zich door te worstelen bevrijden
avivar aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bezielen; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; oprakelen; opruien; opstoken; poken; porren; provoceren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen
dar viveza a aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
entusiasmar aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen aanmoedigen; aanvuren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; toejuichen
estimular aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen
excitar aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen aanroeren; aansporen; aanstippen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; even aanraken; instigeren; ontlokken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; opvrijen; opzwepen; poken; provoceren; sterk prikkelen; stimuleren
impulsar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanslingeren; aanzetten; aanzwengelen; jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; sterk prikkelen; stuwen; voortjagen; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitschoppen
incentivar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opjutten; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; vooruitschoppen
incitar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; iemand motiveren; iemand opstoken; iets aanstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opzetten; overhaasten; poken; porren; prikkelen; provoceren; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
inspirar activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen adviseren; bezielen; een inspirerende werking hebben; erin blazen; iets aanraden; inblazen; inboezemen; ingeven; inspireren; raden; suggereren
instigar aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; rappelleren; reppen; snellen; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
motivar aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; losmaken; motiveren; opjutten; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; teweegbrengen; tot iets bewegen; verleiden tot
provocar aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; adviseren; bemoedigen; berokkenen; iets aanraden; influisteren; ingeven; instigeren; jennen; koeioneren; kwellen; motiveren; narren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; pesten; plagen; porren; provoceren; raden; sarren; souffleren; stangen; stimuleren; suggereren; tarten; tergen; teweegbrengen; toemoedigen; treiteren; uitdagen; uitklokken; uitlokken; veroorzaken; verwekken; wegpesten; zieken

Wiktionary: opwekken

opwekken
verb
  1. opmonteren, animeren
  2. doen ontstaan

Cross Translation:
FromToVia
opwekken inducir induce — to cause; persuade; force
opwekken despertar rouse — to wake
opwekken espolear; instigar inciterpousser, déterminer à faire quelque chose.
opwekken resucitar ranimerrendre la vie ; redonner la vie.

Computer vertaling door derden: