Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opgelegd:
  2. opleggen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgelegd (Nederlands) in het Spaans

opgelegd:

opgelegd bijvoeglijk naamwoord

  1. opgelegd
    colocado

Vertaal Matrix voor opgelegd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colocado opgelegd afgezet; geboeid; gefascineerd; gelegd; geïntrigeerd; opgezet dier

opleggen:

opleggen werkwoord (leg op, legt op, legde op, legden op, opgelegd)

  1. opleggen

Conjugations for opleggen:

o.t.t.
  1. leg op
  2. legt op
  3. legt op
  4. leggen op
  5. leggen op
  6. leggen op
o.v.t.
  1. legde op
  2. legde op
  3. legde op
  4. legden op
  5. legden op
  6. legden op
v.t.t.
  1. heb opgelegd
  2. hebt opgelegd
  3. heeft opgelegd
  4. hebben opgelegd
  5. hebben opgelegd
  6. hebben opgelegd
v.v.t.
  1. had opgelegd
  2. had opgelegd
  3. had opgelegd
  4. hadden opgelegd
  5. hadden opgelegd
  6. hadden opgelegd
o.t.t.t.
  1. zal opleggen
  2. zult opleggen
  3. zal opleggen
  4. zullen opleggen
  5. zullen opleggen
  6. zullen opleggen
o.v.t.t.
  1. zou opleggen
  2. zou opleggen
  3. zou opleggen
  4. zouden opleggen
  5. zouden opleggen
  6. zouden opleggen
en verder
  1. ben opgelegd
  2. bent opgelegd
  3. is opgelegd
  4. zijn opgelegd
  5. zijn opgelegd
  6. zijn opgelegd
diversen
  1. leg op!
  2. legt op!
  3. opgelegd
  4. opleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colocar encima opleggen
poner sobre opleggen

Synoniemen voor "opleggen":


Verwante definities voor "opleggen":

  1. zeggen dat hij het moet doen1
    • de rechter heeft mij een flinke straf opgelegd1

Wiktionary: opleggen

opleggen
verb
  1. iemand aan een dwangmaatregel onderwerpen

Cross Translation:
FromToVia
opleggen aplicar appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
opleggen imponer imposer — Traductions à trier suivant le sens
opleggen poner; meter; colocar mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
opleggen revestir; enfundar; poner; sobreponer; revocar revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.

Computer vertaling door derden: