Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opdoen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opdoen (Nederlands) in het Spaans

opdoen:

opdoen werkwoord (doe op, doet op, deed op, deden op, opgedaan)

  1. opdoen (onverlangd krijgen; oplopen)
    adquirir; incurrir en; coger; sufrir

Conjugations for opdoen:

o.t.t.
  1. doe op
  2. doet op
  3. doet op
  4. doen op
  5. doen op
  6. doen op
o.v.t.
  1. deed op
  2. deed op
  3. deed op
  4. deden op
  5. deden op
  6. deden op
v.t.t.
  1. heb opgedaan
  2. hebt opgedaan
  3. heeft opgedaan
  4. hebben opgedaan
  5. hebben opgedaan
  6. hebben opgedaan
v.v.t.
  1. had opgedaan
  2. had opgedaan
  3. had opgedaan
  4. hadden opgedaan
  5. hadden opgedaan
  6. hadden opgedaan
o.t.t.t.
  1. zal opdoen
  2. zult opdoen
  3. zal opdoen
  4. zullen opdoen
  5. zullen opdoen
  6. zullen opdoen
o.v.t.t.
  1. zou opdoen
  2. zou opdoen
  3. zou opdoen
  4. zouden opdoen
  5. zouden opdoen
  6. zouden opdoen
en verder
  1. is opgedaan
  2. zijn opgedaan
diversen
  1. doe op!
  2. doet op!
  3. opgedaan
  4. opdoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opdoen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adquirir onverlangd krijgen; opdoen; oplopen aankopen; aanleren; aanschaffen; bemachtigen; eigen maken; halen; iets bemachtigen; kennis opdoen; kopen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; pakken; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven
coger onverlangd krijgen; opdoen; oplopen aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; oogsten; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
incurrir en onverlangd krijgen; opdoen; oplopen
sufrir onverlangd krijgen; opdoen; oplopen doorleven; doorstaan; gebukt gaan onder; lijden; torsen; verdragen; verduren; verteren

Wiktionary: opdoen


Cross Translation:
FromToVia
opdoen adquirir acquire — to gain, usually by one's own exertions; to get as one's own
opdoen recoger; coleccionar sammelnunsystematisches Suchen, Erhalten und darauf folgendes Benutzen/Verbrauchen

Verwante vertalingen van opdoen