Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
desarrollar
|
|
beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
concebir
|
graven; opdelven; opgraven; scheppen
|
begrijpen; beseffen; broeden; concipiëren; doorzien; in het leven roepen; inrichten; installeren; inzien; maken; met het verstand vatten; onderkennen; opvatten; realiseren; scheppen; snappen; uitbroeden; warmhouden
|
convertirse en
|
graven; opdelven; opgraven; scheppen
|
afwisselen; evolueren; herzien; in het leven roepen; maken; ontstaan; ontwikkelen; oprijzen; rijzen; scheppen; veranderen; verwisselen; voortkomen; wijzigen; worden
|
desarrollar
|
graven; opdelven; opgraven; scheppen
|
afwisselen; bewerkstelligen; geschikt maken voor bebouwing; herzien; in het leven roepen; maken; ontginnen; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; opfleuren; realiseren; scheppen; tot bloei komen; tot ontwikkeling brengen; tot volle wasdom komen; uiteenvouwen; veranderen; verwerkelijken; verwezenlijken; verwisselen; wijzigen
|
desarrollarse
|
graven; opdelven; opgraven; scheppen
|
afwisselen; evolueren; herzien; ontluiken; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; plaatsen; situeren; tot wasdom komen; veranderen; verwisselen; wijzigen; zich afspelen; zich ontsluiten
|
desplegar
|
graven; opdelven; opgraven; scheppen
|
afwisselen; bikken; distribueren; eten; geuren; herzien; losgooien; loswerpen; naar binnen werken; nader verklaren; ontvouwen; ontwikkelen; openspreiden; openvouwen; pralen; pronken; ronddelen; spreiden; te kijk lopen met; toelichten; tot ontwikkeling brengen; uitbeitelen; uitbikken; uiteenzetten; uitklappen; uitleggen; uitreiken; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; veranderen; verdelen; verduidelijken; verwisselen; wijzigen
|