Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opbloei (Nederlands) in het Spaans
opbloei:
-
de opbloei (opleving; herleving)
-
de opbloei (tot bloei komen; bloei; bloeiperiode)
Vertaal Matrix voor opbloei:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crecimiento | bloei; bloeiperiode; opbloei; tot bloei komen | aangroei; aanwas; aanwinst; bloei; expansie; gezwel; groei; groter worden; klimmen; knobbel; omhoogkomen; ontplooiing; ontwikkeling; opstijgen; stijgen; stijging; toename; toeneming; tumor; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; vooruitgang; vordering; wasdom |
floración | bloei; bloeiperiode; opbloei; tot bloei komen | bloei; bloeiperiode; bloeiperiode van bloemen; bloeiseizoen; bloeitijd; glansperiode; glorietijd; gouden eeuw; hausse; hoogconjunctuur; hoogtij; hoogtijdagen |
florecimiento | herleving; opbloei; opleving | verlevendiging |
período de floración | bloei; bloeiperiode; opbloei; tot bloei komen | |
renacimiento | herleving; opbloei; opleving | renaissance; verlevendiging; wedergeboorte |
resurgimiento | herleving; opbloei; opleving | comeback; herleving |
opbloeien:
-
opbloeien (tot volle wasdom komen; tot bloei komen; ontplooien; opfleuren)
florecer; desarrollar; dearrollarse; prosperar-
florecer werkwoord
-
desarrollar werkwoord
-
dearrollarse werkwoord
-
prosperar werkwoord
-
-
opbloeien (zich ontsluiten; ontluiken)
Conjugations for opbloeien:
o.t.t.
- bloei op
- bloeit op
- bloeit op
- bloeien op
- bloeien op
- bloeien op
o.v.t.
- bloeide op
- bloeide op
- bloeide op
- bloeiden op
- bloeiden op
- bloeiden op
v.t.t.
- ben opgebloeid
- bent opgebloeid
- is opgebloeid
- zijn opgebloeid
- zijn opgebloeid
- zijn opgebloeid
v.v.t.
- was opgebloeid
- was opgebloeid
- was opgebloeid
- waren opgebloeid
- waren opgebloeid
- waren opgebloeid
o.t.t.t.
- zal opbloeien
- zult opbloeien
- zal opbloeien
- zullen opbloeien
- zullen opbloeien
- zullen opbloeien
o.v.t.t.
- zou opbloeien
- zou opbloeien
- zou opbloeien
- zouden opbloeien
- zouden opbloeien
- zouden opbloeien
diversen
- bloei op!
- bloeit op!
- opgebloeid
- opbloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze