Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- ontsteken:
-
Wiktionary:
- ontsteken → inflamar, encender, infectarse, inflammarse
- ontsteken → inflamarse, encender, incendiarse, inflamar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontsteken (Nederlands) in het Spaans
ontsteken:
-
ontsteken (licht aansteken; aanmaken)
prender la luz; ecender las luces; encender-
prender la luz werkwoord
-
ecender las luces werkwoord
-
encender werkwoord
-
-
ontsteken (doen branden; aansteken; vuur maken)
encender; incendiar; prender fuego a-
encender werkwoord
-
incendiar werkwoord
-
prender fuego a werkwoord
-
-
ontsteken (vuur vatten; ontvlammen; ontbranden)
Conjugations for ontsteken:
o.t.t.
- ontsteek
- ontsteekt
- ontsteekt
- ontsteken
- ontsteken
- ontsteken
o.v.t.
- ontstak
- ontstak
- ontstak
- ontstaken
- ontstaken
- ontstaken
v.t.t.
- heb ontstoken
- hebt ontstoken
- heeft ontstoken
- hebben ontstoken
- hebben ontstoken
- hebben ontstoken
v.v.t.
- had ontstoken
- had ontstoken
- had ontstoken
- hadden ontstoken
- hadden ontstoken
- hadden ontstoken
o.t.t.t.
- zal ontsteken
- zult ontsteken
- zal ontsteken
- zullen ontsteken
- zullen ontsteken
- zullen ontsteken
o.v.t.t.
- zou ontsteken
- zou ontsteken
- zou ontsteken
- zouden ontsteken
- zouden ontsteken
- zouden ontsteken
en verder
- ben ontstoken
- bent ontstoken
- is ontstoken
- zijn ontstoken
- zijn ontstoken
- zijn ontstoken
diversen
- ontsteek!
- ontsteekt!
- ontstoken
- ontstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontsteken:
Wiktionary: ontsteken
ontsteken
Cross Translation:
verb
-
in vlammen (doen) opgaan
-
geïnfecteerd raken
- ontsteken → infectarse; inflammarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontsteken | → inflamarse; encender; incendiarse | ↔ entzünden — (transitiv) in Brand setzen |
• ontsteken | → inflamarse; encender | ↔ entzünden — (reflexiv) Medizin: krankhaft und schmerzhaft röten und anschwellen |
• ontsteken | → inflamar; encender | ↔ enflammer — mettre en flamme. |